No Trains No Planes

Stelling zet de klok terug

No Trains No Planes

Uitgerekend Jos Stelling laat voelen hoe het ook alweer kon zijn, een Nederlandse film. No Trains No Planes lijdt onder alle euvelen van weleer: knullige dialogen, houterig spel, bordpapieren karakters en lelijk geluid.

Geschraagd door Oscars, publieksprijzen maar vooral ook enkele uitstekende producties is de Nederlandse film de laatste jaren weer redelijk ‘salonfähig’ geworden. Hoe anders was dat een jaar of vijftien, twintig geleden toen het Nationaal Product gelijk stond aan bloedeloze literaire verfilmingen, oeverloos geneuzel over de oorlog en natuurlijk: slappe verhalen en functioneel bloot.

Een van de weinige gunstige uitzonderingen hierop was Jos Stelling, die in de vroege jaren tachtig indruk maakte met eigenzinnige films als De illusionist en De wisselwachter, waarin de regisseur zich weinig aantrok van de wetten en logica van het realisme. Het knappe van Stellings werk – ook het minder geslaagde De vliegende Hollander – was dat zijn gestileerde, absurde werelden altijd konden overtuigen, in een cinema waar immer meer aan de hand was dan er feitelijk te zien viel.

In No Trains No Planes is teleurstellend weinig aan de hand, en het stationscafé waar de film zich afspeelt groeit geen moment uit tot een geloofwaardige, laat staan boeiende wereld. De acteurs die de bar bevolken hebben een paar typetjes uit de automaat getrokken, wat op zijn best leidt tot enkele aardige situaties, maar echt heel komisch wordt het nooit. De confrontatie tussen de twee broers slaagt er nergens in om een echte confrontatie te zijn, mede door het quasi-melancholische gekoketteer van hoofdrolspeler Dirk van Dijck.

Als kijker wil ik door een regisseur overtuigd worden van het belang om te worden meegesleept in juist deze gebeurtenissen, maar net als zijn acteursensemble laat Stelling de toeschouwer geheel aan zijn lot over. Het is tragisch dat uitgerekend hij ons er aan moet herinneren hoe het ook alweer kon zijn, een Nederlandse film. No Trains No Planes lijdt onder alle euvelen van weleer: knullige dialogen, houterig spel, bordpapieren karakters en lelijk geluid. Het is te hopen dat Stelling in zijn volgende productie de klok weer terugzet naar de tijd dat hijzelf van die intrigerende films maakte.