Nasir

Zomaar een man uit de menigte

Nasir

De jonge Indiase regisseur Arun Karthick snijdt beladen politieke kwesties aan met een mooie, kleine levensschets.

Voor zijn tweede, mede door het Hubert Bals Fonds van het IFFR gefinancierde speelfilm deed Arun Karthick veldwerk in zijn eigen stad: hij komt uit Coimbatore in de Zuid-Indiase staat Tamil Nadu, en huurde een huisje in een buurt met overwegend moslims, een door het hindoe-extremisme bedreigde minderheid. In de rij voor de waterpomp, op de markt en in eethuisjes kon hij het dagelijks leven uitgebreid en onnadrukkelijk observeren, om het vervolgens te gebruiken als decor voor zijn bewerking van het literaire verhaal The Story of a Clerk van Dilip Kumar.

De Nasir uit de titel is zomaar een Indiër met een klein, anoniem leven: hij woont in een schamel huisje met zijn vrouw, zijn zieke moeder en een gehandicapt pleegkind, maakt lange uren in een matig succesvolle kledingboetiek en gaat gebukt onder hoge rekeningen. Als hij zijn vrouw op de bus heeft gezet voor een familiebruiloft waar ze drie dagen aanwezig dient te zijn, wordt zijn toch al ernstige blik nog iets weemoediger.

Nasir (Valavane Koumarane) is een dromer, hij schrijft gedichten en brieven en denkt na voordat hij handelt. Een corpulente vriend in betere financiële doen moedigt hem aan om zijn geluk te beproeven in Abu Dhabi; wie weet, aarzelt Nasir. Zijn ondergeschikte positie is een gegeven: een fietstocht om de schoolgaande zoon van de baas de lunch te brengen hoort erbij, net als het eindeloos presenteren van sari’s en overhemden aan kritische klanten (telkens vrouwen – hun mannen staan er met uitgestreken gezichten naast). Welke kleur wilt u? Wijzen, pakken, uitvouwen. Toch maar niet? Weer opvouwen, terugleggen. En opnieuw.

Zo volgen we Nasir gedurende één trage, warme dag. Cameraman Saumyananda Sahi hanteert de lens als een ‘engel’ , die mensen vangt in een krap frame en warme tinten. Een slapende kat, een kleurboek vol vissen, stapels en stapels bontgekleurde sari’s – Nasir is een film vol prachtige details.

Net als in Spike Lee’s klassieker Do the Right Thing (1989) leven mensen met verschillende achtergronden hier op het eerste gezicht gemoedelijk langs en naast elkaar: de winkel bedient klanten van alle religies en Nasir wordt door zijn hindoe-collega’s aangesproken met ‘bhai’, broer. Maar op de achtergrond rommelt het. Op straat galmt voortdurend de opruiende taal van hindoe-extremisten, met angstig herkenbare hate speech over “indringers en migranten” die “het moederland willen vernietigen”. Nasirs stoïcijnse, waardige houding wordt uiteindelijk op gruwelijke wijze tenietgedaan – maar Karthick omzeilt elk effectbejag in deze beheerste, poëtische vertelling.