Munich

Stuntelende agenten

Geen huis staat nog overeind in Steven Spielbergs terroristenthriller Munich. De wereldproblematiek volgens John Lanting en Piet Bambergen.

Familie, daar draait het bij Steven Spielberg telkens weer om. Witte haaien, T-rexen, imaginaire zeerovers — stuk voor stuk spannende smoesjes voor een onderzoek naar de betekenis van verwantschap, bloedbanden en ouderlijke liefde. De ene keer is het een globale invasie van marsmannetjes die het gezin op zijn grondvesten doet schudden, de andere keer bouwt een ontheemde Oostblokker in een luchthaven zijn woonkamer, of wordt een alien zo liefdevol opgenomen in een mensennest dat hij bijna het telefoonnummer van thuis vergeet.

Maar nog nooit bereed Spielberg zijn stokpaardje op zoveel verschillende niveaus als in Munich. Tel maar eens de vader- en moederfiguren op. Geheim agent Avner (Eric Bana), vader in spé. Golda Meir, premier en oma van Israël anno 1972, die Avner en zijn team de opdracht geeft om elf Arabische terroristenbonzen te elimineren nadat evenzoveel Israëlische sporters tijdens de Olympiade in München door Palestijnen zijn vermoord. Avners moeder, aan het ziekenhuis gekluisterd waar haar man elk moment de pijp uit kan gaan. Avners zwangere vrouw natuurlijk; de vader van zijn Franse informant, die graag zou willen dat Avner hem ‘papa’ noemt en hem verkiest boven zijn eigen zoon. En, niet te vergeten, de tweede slechte Arabier op Avners lijstje, door Spielberg gepresenteerd als een aimabele pater familias met een schattig pianospelend dochtertje als oogappel.

Sowieso is iedereen op het lijstje veel te aardig en normaal om zomaar neer te knallen — de enige die er met zijn coole tred en duistere zonnebril als een echte filmterrorist uitziet, ontkomt moeiteloos aan het team. Die geheim agenten op hun beurt beantwoorden met hun voortdurende gehannes met explosieven ook al niet echt aan het Hollywoodcliché. Sommige van hen zien eruit alsof ze zijn weggelopen uit een strip, en vaak zijn ze gewoonweg te onhandig voor een film die toch de indruk wekt bloedserieus om te willen gaan met een bloedserieus onderwerp. Een bedoeld effect of een mislukte regie?

Domme koppen
Aan het eind van een Spielbergfilm wordt het gezin meestal gelukkig herenigd. De orde is hersteld, het huis staat weer veilig en warm overeind. In Munich daarentegen is er geen oord waar je werkelijk veilig bent zodra je de deuren en gordijnen hebt gesloten. “We moesten deze plek zelf nemen omdat niemand hem ons zou hebben gegeven”, zegt Golda Meir over het met prikkeldraad afgeschermde huis Israël – terwijl de Palestijnen hun strijd voeren omdat ze zich dakloos voelen en ontheemd. Zoveel gebroken gezinnen, de ene platgebombardeerde thuishaven na de andere, en de loop van de geschiedenis laten Spielbergs gebruikelijke happy end dit keer niet toe.

Wat een domme koppen trekt hoofdrolspeler Eric Bana trouwens wanneer hij getormenteerd of verdrietig moet doen. En wat een foute boel is de scène waarin hij probeert zijn verdriet weg te neuken en het orgasme door Spielberg wordt versneden met flashbacks van de Münchense gijzelactie. De ene ravage zorgt voor de andere, moeten we dan maar denken.

Spielberg en co kiezen geen partij in dit eindeloos vertakte conflict. De netjes met elkaar afgewisselde woordvoerders van de Israëlische en Arabische wereld praten allemaal even overtuigend of gestoord, en de aan weerskanten van het front gepleegde vergeldingsacties worden even gruwelijk verbeeld: aan het plafond bungelende ledematen, stukspattende hersenpannen, de cameralens waarop het bloed als airbrush spettert, enzovoort.

Fietspompen
En hoe weet Avner zeker dat de mannen op zijn lijstje echt iets met de aanslagen in München te maken hebben? Is het genoeg om te geloven wat de Israëlische regering hen vertelt en zijn harde bewijzen niet nodig om tot actie over te gaan? Wanneer Avner dit aan zijn superieuren vraagt, resoneert de wereldwijde kritiek op de oorlog in Irak vanzelf mee. Bewijzen of niet, de mannen doen wat hen is opgedragen, al komt voor elke uitgeschakelde terrorist een nog veel ergere in de plaats.

Wie schuld heeft aan het conflict laat Spielberg in het midden, maar het absurde ervan beklemtoond hij voortdurend. “Ik wil bonnetjes!”, commandeert de penningmeester van de Mossad wanneer Avner op pad wordt gestuurd, alsof je springstof en mitrailleurs gewoon bij de Makro kunt inslaan. Een missie die met zo’n uitspraak begint, vraagt gewoon om stuntelende agenten en Monty Python-achtige vergeldingsacties. In Nederland trappen Avner en zijn team op hun Batavus het beeld in en schieten ze hun doelwit dood met fietspompen. Politiek Theater van de Lach wanneer het team zich tot dezelfde verblijfsplek ziet veroordeeld als een groep PLO-terroristen, en zich halsoverkop uitgeeft voor RAF, ETA, IRA én ANC. De wereldproblematiek volgens John Lanting en Piet Bambergen.

En waar en hoe beramen Avner en de zijnen hun volgende aanslag? Niet in een bolide met geblindeerde ramen, niet in een achteraf steegje of glazen kantoor op de veertigste verdieping, maar aan een gezellig gedekte eettafel, terwijl Avner de sla omschept. Een bizar gezin als hoeksteen van een uit het lood geslagen samenleving.