Moonage Daydream

De constante trans­formatie van David Bowie

Moonage Daydream

Moonage Daydream is een bedwelmende reis door het universum (of eigenlijk de universums) van David Bowie. Een wervelende collage van archiefbeelden.

“Wie is hij? Wat is hij?”, klinkt het ergens in Brett Morgens Moonage Daydream. Het is een vraag die David Bowie gedurende zijn hele carrière in vele vormen gesteld werd. Want hij tartte, als mens en artiest, definities en conventies. Van gender, seksualiteit en genre. En dus zocht men porrend en wrikkend naar de vaste kern die toch ergens moest schuilen achter al die verschijningsvormen. Achter de maskers van Ziggy Stardust, Halloween Jack en The Thin White Duke. Achter Bowie de zanger, acteur, kunstschilder.

Moonage Daydream is een caleidoscopische beeldcollage waarin al die verschijningsvormen voorbijkomen. Maar in plaats van te zoeken naar de ‘echte Bowie’ die daarachter zou schuilgaan, toont documentairemaker Brett Morgen dat zijn essentie juist ligt in de constante transformatie van dat oppervlak. Bowie brak in zijn werk met het idee (of misschien beter gezegd: de illusie) dat identiteit iets eenduidigs en eenvormigs is. Hij beschouwde identiteit als een proces van continu uitproberen en uitvinden.

In een interviewfragment noemt Bowie zichzelf een verzamelaar, van personages en ideeën. Ergens anders heeft hij het over het absorberen van invloeden. Ik weet niet meer precies wanneer ik voor het eerst in aanraking kwam met David Bowie. Ik weet nog wel dat ik ergens rond mijn veertiende voor het eerst het album Station to Station luisterde, en daarna meteen nog twee keer. Dat ik naar Heathen luisterde in de trein naar Boedapest, zo vaak dat ik de tel ben kwijtgeraakt. Dat ik een aantal weken zo geobsedeerd was door het nummer ‘Aladdin Sane’ dat ik zelfs ’s nachts de pianosolo nog in mijn hoofd hoorde. En dat ik nooit het einde van ‘Space Oddity’ haal zonder te huilen. En wat ik vooral weet is dat die momenten, die muziek, zijn geabsorbeerd in wie ik ben.

Grijze pakken
Brett Morgen, die eerder het hartverscheurende Montage of Heck (2015) maakte over Kurt Cobain, kreeg voor Moonage Daydream toegang tot het persoonlijk archief van de in 2016 overleden Bowie. De gehele film is opgebouwd uit bestaande beeld- en geluidsfragmenten. Uit interviews, concerten, videoclips en eerdere documentaires als Cracked Actor (1975) en Ricochet (1983). Maar ook uit niet rechtstreeks aan Bowie gerelateerde archief- en nieuwsbeelden en fragmenten uit onder meer The Wizard of Oz (1939), The Red Shoes (1948) en Kenneth Angers Scorpio Rising (1963).

Die aanpak schurkt aan tegen het werk van Adam Curtis en dan vooral It Felt Like a Kiss (2009), waarin Curtis archiefbeelden op een tegelijk poëtische en intellectuele manier monteert tot een narratief van de jaren vijftig en zestig. Op vergelijkbare wijze zoekt Morgen tegendraadse en prikkelende samenstellingen van beelden en geluid.

Zoals wanneer hij beelden van een televisie-interview uit 1973 met Russell Harty, waarin Bowie in een felgekleurd pak met gele plateauschoenen Harty’s korzelige vragen beantwoordt met een licht verlegen vriendelijkheid, monteert tussen een reeks archiefbeelden van nauwelijks van elkaar te onderscheiden mannen in grijze pakken, terwijl we Bowie op de vraag of hij niet erg te koop loopt met zijn excentrieke stijl horen tegenwerpen: “Who’s flaunting?

Vlieg in een pak melk
Tijd is een rekbaar begrip in Moonage Daydream. Veel focus ligt op de jaren zeventig, die begon met het kleurrijke sciencefictionuniversum van Ziggy Stardust en eindigde in West-Berlijn, waar Bowie met de legendarische muziekproducent Brian Eno een nieuwe muzikale grammatica probeerde te ontwikkelen. Daartussen was er de van cocaïne doordrenkte periode die hij in Amerika doorbracht, waaruit het fragment stamt uit Alan Yentobs documentaire Cracked Actor, waarin Bowie zichzelf op de achterbank van een taxi vergelijkt met de vlieg die ronddrijft in zijn pak melk.

Maar hoewel de film grofweg chronologisch door de carrière van Bowie gaat, springt Morgen ook geregeld uit die chronologie. Er zijn nauwelijks specifieke tijdsaanduidingen, waardoor de film kijkt als één lange beeldenstroom waarin de tijd zich het ene moment uitstrekt, om vervolgens weer een sprong naar voren of zijwaarts te maken.

Met die fragmentarische en elastische structuur is Morgen trouw aan de filosofie van Bowie, die het bestaan omschrijft als labyrintisch en de mens als dolend in de gapende leegte die achterbleef toen God werd doodverklaard. En in die lacune is de mens steeds op zoek naar een vaste vorm, niet in staat te accepteren dat het bestaan wordt gedefinieerd door chaos en verandering.

Voor Bowie was juist het bereiken van zo’n vaste vorm het moment dat hij wist dat hij weer op zoek moest naar, zoals hij het omschrijft in de film, het punt in de rivier waar je voeten net de bodem niet meer raken. Het is precies dat gevoel dat Morgen weet te vertalen naar zijn monumentale film, die beweegt als een almaar van richting en snelheid veranderende stroom die je het ene moment zodanig overspoelt dat je naar adem moet happen, om je het volgende moment weer op te tillen. En het enige wat je kunt doen is je eraan overgeven.