MONSTERS, INC.

De man achter de monsters

  • Datum 13-12-2010
  • Auteur
  • Gerelateerde Films MONSTERS, INC.
  • Regie
    Pete Docter, David Silverman, Lee Unkrich
    Te zien vanaf
    01-01-2001
    Land
    Verenigde Staten
  • Deel dit artikel

Het geheime leven van Monsters, inc.

Regisseur/producent John Lasseter schreef in 1995 filmgeschiedenis door met Toy story de eerste avondvullende computeranimatie te maken. Mede dankzij de inspanningen van zijn productiemaatschappij Pixar floreert de tekenfilm zeven jaar later als nooit tevoren: in maart zal zelfs de eerste Oscar voor beste geanimeerde speelfilm worden uitgereikt. Eén van de kanshebbers is Pixars nieuwste succes: Monsters, inc.

Wie niet beter weet, zal de joviale, gezette, in een Hawaii-shirt met cartoonfiguren gehulde man snel houden voor een modale Amerikaanse toerist die in één week Europa denkt te kunnen zien. "Hey, hello! How are you doing? Where are you from? Holland? Wonderful country, indeed!" In vrijwel alles voldoet de 45-jarige John Lasseter aan het clichébeeld van de ‘US Citizen’ dat buiten de VS overheerst.
Er is echter één verschil met alle andere stereotiepe Amerikanen: dit is namelijk de man die kan worden gezien als de vader van de computeranimatie. De man die sinds vijftien jaar de grote drijvende kracht is achter de gezaghebbende animatieproducent Pixar. De man die in 1995 een ‘special achievement’-Oscar won voor zijn buitengewone verdienste voor de — computergeanimeerde — film. De man bij wie alles dat hij aanraakt in goud lijkt te veranderen. De man wiens laatste wapenfeit, Monsters, inc., al drie maanden onophoudelijk hoog in de Amerikaanse bezoekerscharts staat en voorlopig een winst van 300 miljoen dollar heeft opgeleverd.
In tegenstelling tot eerdere hits als Toy story 1 en 2 en A bug’s life gaf Lasseter de regie ditmaal uit handen. Ook het scenario draagt officieel niet zijn handtekening — al vertoont het verhaal over monsters die vanuit slaapkamerkasten kinderen bezoeken opvallende overeenkomsten met het filmpje Nitemare waarmee de toenmalige filmstudent Lasseter in 1979 ‘debuteerde’.
"Iedereen heeft toch als kind wel eens gefantaseerd over monsters in de kast of onder je bed?", wuift de filmmaker de suggestie weg. "Het is een universeel thema — als je er goed over nadenkt is het zelfs raar dat er niet eerder iemand mee aan de slag is gegaan."
De hoofdrolspelers in Monsters, inc. zijn net als in zijn eerste film twee monsters: de loebas Sulley (John Goodman) en het wandelende oog Mike (Billy Crystal). Zij leven met duizenden soortgenoten in de stad Monstropolis en betreden via de slaapkamerkasten van kinderen dagelijks de wereld van de normale mensen. Hun werkzaamheden in onze werkelijkheid bestaan uit het genereren van angstschreeuwen, waaruit de energievoorziening voor Monstropolis wordt opgewekt.

Harryhausen
"Nee, het is geen toeval dat we na Toy story wéér een film over kinderen en hun belevingswereld hebben gemaakt", lacht Lasseter. "Bij Pixar werken alleen maar volwassen mannen die maar niet op willen groeien — ik hou nog steeds van speelgoed en ik schaam me er niet voor. Natuurlijk is het vanuit een financieel oogpunt fijn dat je met zo’n onderwerp een grote doelgroep benadert, maar we laten zakelijke belangen nooit het verhaal bepalen. We willen dat mensen zich Monsters, inc. over 75 jaar nog herinneren zoals ze zich nu Sneeuwwitje herinneren — dat kan je alleen maar bereiken als er een ijzersterk plot aan de film ten grondslag ligt."
Wel werd het verhaal na testscreenings aangepast omdat het monsterconcept zoals het werd gepresenteerd te eng voor kinderen bleek. "In eerste instantie hadden we de eerste scène, waarin monsters getraind worden om kinderen aan het schreeuwen te krijgen, vóór de begintitels gemonteerd", vertelt de animator. "Het jonge publiek was volkomen geïntimideerd door die eerste twee minuten en kon geen moment meer ontspannen kijken — zelfs om de scènes waar we gewoon van wéten dat ze grappig zijn, werd geen moment gelachen."
In de eindmontage start de film met luchtige, door huiscomponist Randy Newmans jazzy deuntjes ondersteunde titels en eindigt de ‘enge’ beginscène slapstick-achtig door het trainingsmonster te laten struikelen over een paar stukken speelgoed die in de slaapkamer liggen. "De kinderen kwamen niet meer bij!" glundert Lasseter. "En de ouders ook niet trouwens. De film beklemtoont ook dat monsters het vooral niet zo slecht menen wanneer ze de kinderen aan het schrikken maken."
De filmmaker gelooft heilig in de visie van stop-motionartiest Ray Harryhausen — naar wie trouwens als eerbetoon in Monsters, inc. een café is vernoemd. "Hij refereerde steevast aan zijn monsters als ‘creatures’: het zijn geen monsters, maar ze worden door mensen in de rol van ‘monster’ gemanoeuvreerd. Het zijn normale wezens zoals jij en ik; ze hebben dezelfde verlangens, gevoelens en gedachten als wij mensen."

Heilige Graal
Hoewel volgens Lasseter ruim drie van de vijf jaar die de productie van de film in beslag nam, werd besteed aan het bijschaven van het verhaal, zullen voor leken toch vooral de wéér sterk verbeterde computeranimaties opvallen. De anderhalf uur durende film bevat 2,5 miljoen ‘rendermarks’ (een maatstaf voor computeranimaties), waar voorganger Toy story 2 er ‘slechts’ 1,1 miljoen bevatte.
De grootste, zichtbare vooruitgang is geboekt in de weergave van de vacht van monster Sulley, die drie miljoen individueel van elkaar bewegende haartjes bevat, en de huid en het haar van Boo, het mensenmeisje dat in de loop van de film per ongeluk in Monstropolis belandt. Een ander prestigeproject is de slotscène van de film, waarin bijna zes miljoen deuren een hoofdrol spelen.
Toch is technische verbetering volgens Lasseter geen hoofdzaak wanneer Pixar een nieuwe film maakt. "Het is ontzettend leuk als we iets nieuws kunnen proberen, maar als er geen monster met drie miljoen haren in de film had gezeten, was het ons om het even geweest. De grootste problemen vormen nog steeds de menselijke karakters: haar, huid, kleren die zich met het lichaam mee vormen. Ondanks alle vooruitgang is het nog steeds onmogelijk een perfect mens te tekenen."
Toch is dit niet het einddoel van zijn team. "Iedereen ziet het als de Heilige Graal om ooit zover te komen; ik zie er echter totaal het nut niet van in. Als je met computeranimaties een mens wil creëren moet je gewone films gaan maken — dat is veel makkelijker, veel goedkoper en veel minder arbeidsintensief. Wij zijn tekenaars, wij houden ervan tekenfilms te maken, realistische tekenfilms, maar het blijven boven alles tekenfilms. Niemand die houdt van tekenfilms wil een realistische wereld scheppen; daarvoor is de tekenfilm niet bedacht. Het geeft overigens wél een kick als het publiek gaat twijfelen: "ik wéét dat deze wereld niet bestaat, maar ‘boy, it looks réal!’ Dat is voor mij de meerwaarde van animaties."

Muppets
Volgens datzelfde geloof hoopt Lasseter ook dat computeranimatie nooit de traditionele tekenfilms van bijvoorbeeld de Disney-studio’s uit de markt zal concurreren. "Dat riepen mensen ook over poppenanimaties toen de tekenfilm eind jaren tachtig weer opbloeide — en de Muppets bestaan nog steeds. Elke kunstvorm is in de loop der eeuwen geëvolueerd, maar dat heeft nooit betekend dat eerdere uitingen van diezelfde kunstvorm uitstierven. Fotografie heeft het schilderen nooit verdrongen, alleen maar verrijkt en schilders uitgedaagd om nog mooiere schilderijen te gaan maken. Zo kunnen traditionele animatie en computeranimatie elkaar volgens mij ook prima aanvullen en stimuleren."
Er blijven volgens de animator altijd onderwerpen of karakters die zich beter lenen voor traditionele animatie. "Kijk bijvoorbeeld naar Mulan — die film hadden wij bij Pixar niet op die manier kunnen tekenen. Het was een perfecte keuze van Disney om die film met de hand te tekenen in een Chinese, tweedimensionale stijl. Ditzelfde geldt voor de geest in Aladdin — die hadden wij met computeranimaties nooit in een paar frames zo geloofwaardig kunnen laten transformeren. De manier van tekenen wordt gedicteerd door het onderwerp van het verhaal."

Soberheid
Over distributeur Disney, met wie producent Pixar in 2000 een contract voor vijf films heeft afgesloten, heeft Lasseter overigens niets dan goeds te melden. De stelling dat Pixar de laatste strohalm is voor de tekenfilmgigant, van wie de laatste paar ’traditionele’ tekenfilms het aan de box office allesbehalve goed deden, bestrijdt de animator dan ook hevig.
"We hebben een perfecte relatie met Disney", herhaalt hij tot drie keer toe. "Misschien dat onze computeranimaties nu door de nieuwigheid meer geld opbrengen, maar over tien jaar zijn mensen al dat gedoe met computers ook weer zat en beleeft de traditionele animatie zijn renaissance, wil iedereen weer terug naar de soberheid. Wij als Pixar hebben er ook baat bij als Disney goede tekenfilms maakt — ik heb liever een gezonde tekenfilmindustrie dan één waarin helemaal geen competitie is."
De geruchten dat Disney — die in het contract bedong dat Pixar vijf oorsprónkelijke films zou maken en Toy story 2 slechts oogluikend schijnt te hebben toegestaan — en Lasseters productiemaatschappij fikse ruzie zouden hebben over een Toy story 3, wuift hij met een groots handgebaar weg. "Allemaal nonsens die door de pers voor waar wordt versleten", lamenteert Lasseter. "Er is geen enkele relatie die zonder redetwisten verloopt, maar van ruzie is geen moment sprake geweest. Op dit moment kan ik me geen betere relatie voorstellen dan die tussen Disney en Pixar. ‘Don’t believe what you read, just believe what you write!’"
Dus Pixar wil helemaal geen Toy story 3 maken? Korte twijfel.
"De enige reden om een sequel te willen maken is wanneer de film iets toevoegt aan het oorspronkelijke verhaal. Met Toy story 1 realiseerden we ons al snel dat we te veel goede ideeën hadden voor één film. Bovendien hadden de personages onze harten veroverd — we moesten ze simpelweg door laten ontwikkelen. Buzz en Woody zijn nog steeds niet gestorven dus alles is nog mogelijk. Maar voorlopig hebben we onze handen vol aan de drie projecten die op dit moment in productie zijn: Finding Nemo (2003), over een clownvisje dat ontvoerd wordt waarna zijn vader hem gaat redden, The invincibles (2004), over een familie superhelden, en Route 66 (2005), een verhaal over raceauto’s."
"Wat we daarna voor wie gaan maken? Geen flauw idee. En het kan me niet zoveel schelen ook. Ik ben beter in het maken van tekenfilms dan in het maken van business deals."

Robbert Blokland