Monday
Slapstick moraal over een dubbelloops geweer
Hoe word je in het westen een zogeheten Japanse cult-regisseur? Misschien wel door je naam Hiroyuki Tanaka te veranderen in het bijna als vanzelf mythologiserende Sabu. Het is een beetje zoals Pups-regisseur Ashley Baron Cohen de voorkeur gaf aan Ash. Tussen Sabu’s Monday en Ash’ Pups is nog een opmerkelijke overeenkomst te ontdekken: een geladen geweer in handen van de onschuld zelve.
De absurd verlopende dodenwake aan het begin van Monday — met een ontploffend lijk als resultaat — had ik eerder gezien. Afgelopen oktober, op het Filmfestival Chicago, waar Sabu werd geëerd met een retrospectief. De vier films die de voormalige Japanse acteur en zanger vanaf 1996 in rap tempo had gemaakt en waarvan alleen Postman blues ooit op het Filmfestival Rotterdam te zien was geweest, moesten inzicht verschaffen in een nieuw Japans talent.
De toekenning van de prijs van de internationale filmkritiek op het filmfestival van Berlijn — een half jaar eerder — en de lovende recensie van Monday in Variety, geschreven door gezaghebbend criticus Derek Elley, had de Chicago-programmeurs blijkbaar op het idee van een retrospectief gebracht. “It’s high time some cinematheques started feting the filmmaker’s oeuvre”, zo had Elley geschreven. Het Filmfestival Chicago had de uitnodigende zinssnede opgepikt door een retrospectief te organiseren. Het Filmmuseum was deze maand eigenlijk hetzelfde van plan geweest, maar volstaat nu — “wegens gebrek aan festivalkopieën” — met een ‘double bill’ van Monday en Postman blues op zondag 3 juni in filmtheater Rialto, voorafgegaan door een vertoning van Monday op zaterdag 2 juni, in aanwezigheid van de regisseur. Een vraag die je Sabu zou kunnen stellen, is wat hem met Monday nu eigenlijk heeft bezielde.
Kafkaësk
Monday kan worden samengevat als ‘man in trouble’, en de man in kwestie is een gewone ambtenaar die in een ongewone situatie is beland. We zien hem ontwaken op een hem onbekende hotelkamer en de grote vraag is, hoe hij daar in godsnaam verzeild is geraakt. Sabu toont ’s mans herinneringen aan de afgelopen maandag in flashbacks. Op de hilarische, danig uit de hand gelopen dodenwake — waarbij in detail wordt getoond hoe het lichaam van de overledene op advies van de dokter wordt opengeknipt om de ingebouwde pacemaker alsnog uit te schakelen — volgen nachtclubscènes met een yakuza, een gangsterliefje, alcohol, heel veel alcohol, en een dubbelloops geweer dat per ongeluk af gaat.
Veel scènes zijn daarbij grappig bedoeld, maar het punt is dat Sabu zijn morele verontwaardiging over geweldsexplosies in de samenleving nauwelijks kan verhullen. Monday is daardoor vooral halfslachtig, alsof Sabu van de onderliggende serieuze thematiek toch vooral ook iets grappigs wilde maken. Het optreden van Sabu’s vaste acteur Shinichi Tsutsumi die als de ‘salary man’ veel te grijs blijft, helpt ook al niet. Zijn onbeholpen lachbuien, voortkomend uit de kafkaëske situaties, blijven onbeholpen.
Monday bevat een raadselachtig soort Japanse humor: morele verontwaardiging gecombineerd met een vreemd soort slapstick. Het had een mooie film voor het Culture Shocks-debat kunnen zijn.