ME, MYSELF & IRENE

Dirty Harry op speed

  • Datum 10-12-2010
  • Auteur
  • Gerelateerde Films ME, MYSELF & IRENE
  • Regie
    Peter & Bobby Farrelly
    Te zien vanaf
    01-01-2000
    Land
    Verenigde Staten
  • Deel dit artikel

Poepgrappenkeizers Bobby en Peter Farrelly filmden al eerder met Jim Carrey in Dumb & dumber. Zelf maakten ze daarna het in brede kring gelauwerde There’s something about Mary, Carrey maakte intussen uitstapjes naar serieuzere films: The Truman show en Man on the moon. Geen wonder dat ze zichzelf overtreffen bij hun hereniging in Me, myself & Irene.

Peter en Bobby Farrelly, heer en meester van de AmerikaZanse getverkomedie, worden per film beter. Trek een lijn van Dumb & dumber via Kingpin naar There’s something about Mary en Me, myself & Irene en de verklaring dringt zich op: de smakelijke poep- en pieshumor maakt steeds meer plaats voor romantiek en sympathieke personages. Maar dat is slechts een symptoom van het steeds komischer worden van de komedies van de Farrelly-broers. Hun echte nieuwe wapen: het understatement.
Gingen Dumb & dumber en Kingpin nog vaak van holderdebolder-we-hebben-een-koe-op-zolder, sinds hun derde film wordt de komedie steeds vaker strak uitgespeeld. De fameuze scène uit Mary waarin Ben Stiller een klodder van zijn eigen sperma in zijn haar heeft wanneer hij voor Cameron Diaz de deur open doet is daarvan een fraai voorbeeld: beide acteurs doen alsof er nauwelijks iets aan de hand is, en dat maakt het alleen maar geestiger. In Me, myself and Irene houden de Farrelly’s het smoelwerk nog strakker in de plooi. Na Mary spreiden ze opnieuw hun voorliefde voor jaren 80-wansmaak tentoon, bijvoorbeeld in de scène waarin politieman Jim Carrey met zijn collega’s rond 1984 een barbecue houdt. De scène is een toonbeeld van subtiele art direction: de Farrelly’s volstaan met een paar stevige politiesnorren en van die nare kortmouwige overhemden in pastelkleuren om voor hilariteit te zorgen. Belangrijker nog: er wordt geen directe grap over gemaakt, de personages lopen er bloedserieus in rond. Het contrast tussen de ernst van de mannen en de potsierlijkheid van hun uiterlijk speelt zich zo geheel in het hoofd van de kijker af, en dat maakt het alleen maar leuker.

B-thriller
Ook in de rest van de film doen de Farrelly’s hun best om je in een bepaalde stemming te brengen, om daar vervolgens ad absurdum mee op de loop te gaan. Zo wordt een rit van Carrey op de motor met Renée Zellweger achterop ingezet als een romantisch intermezzo, waarna met een aantal flinke rukken het vloerkleed onder dit pastorale geluk vandaan wordt getrokken. Terwijl Carrey zich verliest in lyriek over een ritje door het platteland, spatten de bijen en vliegen als op een voorruit op zijn gezicht uiteen. En even later houden ze halt bij een dramatisch aangereden koe, die door Carrey in een dolkomische reeks halfgelukte pogingen uit zijn lijden wordt verlost.
In de plot zelf klinkt een veel serieuzer genre door, in de beste traditie van Airplane!. Me, myself & Irene lijkt op een B-thriller: de agent heeft een gevaarlijke tweede persoonlijkheid ontwikkeld, omdat hij door niemand meer serieus genomen wordt nadat zijn vrouw hem heeft gedumpt en haar drie kinderen uit een buitenechtelijke liaison bij hem heeft achtergelaten. Hij raakt volledig de controle over zichzelf kwijt wanneer hij op de vlucht moet slaan met een meisje dat er door haar ex-gangsterliefje bij is gelapt. De komedie komt voort uit de talloze manieren waarop deze strakke thrillerlijn binnenstebuiten wordt gekeerd — de minnaar van zijn (ex-)vrouw is een zwarte dwergchauffeur die beledigd reageert op de vraag of "jullie mensen ook fooien aannemen", de kinderen groeien op tot drie charmante, hyperintelligente, indrukwekkend geproportioneerde zwarte ‘slang’-praters en de tweede persoonlijkheid blijkt een soort Dirty Harry op speed. En zo verder.

Piepje
Carrey vervult binnen dit contrast tussen ernst en absurditeit een essentiële rol. Niet voor niets besloten de komediebroers pas dit gegeven zelf ter hand te nemen toen Carrey voor de rol tekende, want er is geen andere acteur denkbaar die de veeleisende rol tot een goed einde zou kunnen brengen — hij overschaduwt zelfs klassieke dubbele-persoonlijkhedenvoorgangers als Jerry Lewis in The nutty professor en Steve Martin in All of me. Want meer nog dan in The mask en Liar liar slaagt Carrey erin te suggereren dat het allemaal ondanks zichzelf gebeurt — hij laat de Clint Eastwood-teksten eruit ratelen zonder ook maar een moment in zijn mimiek te suggereren te weten hoe hilarisch dit is. Hij is als een cartoonfiguur, waarin tekst en beeld via twee totaal verschillende wegen één zijn geworden. En die met bijna bovenmenselijke timing in een oogwenk van de ene in de andere stemming kan schieten. Ook fysiek lijkt hij door tekenaars gecreëerd: de scène waarin hij een gevecht met zichzelf aangaat is ronduit verbluffend. Bovendien weet hij alle komische bravoure te doorspekken met charme. Wanneer hij aan Zellweger in tranen zijn hart lucht terwijl uit zijn zojuist gebroken neus een piepje meezeurt rol je ontroerd van je stoel.
Precies die combinatie maakt dat de pijlen die de Farrelly’s onderwijl op de geborneerde blanke middenklasse richten ook daadwerkelijk doel treffen. Nagrinnikend én van alle vooroordelen verschoond huppel je de bioscoop uit.

Chris Buur