MARIE-JO ET SES DEUX AMOURS
Bitterzoete dubbelliefde
Regisseur Robert Guédiguian filmt altijd Marseille, de arbeidersklasse en de tragische liefde. In Marie-Jo et ses deux amours vormt de onmogelijke dubbelliefde van een vrouw van middelbare leeftijd de ingang.
Daniel kookt af en toe verrukkelijke eendeborst, is goed voor zijn jonge werknemers en kan ook nog eens aardig dansen. Maar Marco fluistert ‘dank je wel’ na een orgasme, pleegt romantische telefoontjes en weet altijd het juiste sfeervolle jazzplaatje uit te kiezen. Marie-Jo is gelukkig getrouwd met de eerste en heeft een hartstochtelijke affaire met de laatste.
De alleenstaande dertigers die de ontelbare klaagrubrieken van tijdschriften bevolken zouden jaloers zijn op de luxe die deze vrouw van middelbare leeftijd in haar schoot geworpen krijgt. Maar zelf ervaart ze de situatie allerminst als positief. Ze houdt oprecht van beide mannen en kan niet kiezen. Een tijdlang kan ze haar dubbelleven wel volhouden. Ze werkt halve dagen als ambulancechauffeur; de rest van haar tijd vult ze met het huishouden en de administratie van het bouwbedrijf van haar man. Tussendoor bezoekt ze Marco in zijn appartement. Maar zoals wordt geconstateerd door één van haar ambulanceklanten, de met nierproblemen worstelende alcoholist Jean-Christophe, zal ze net als iedereen een keuze moeten maken.
Cementfabriek
Van schrijvers wordt wel gezegd dat ze altijd weer hetzelfde verhaal vertellen. Voor filmauteur Robert Guédiguian geldt dat zeker ook. Net als zijn tien voorgaande films gaat Marie-Jo et ses deux amours over de tragiek van de liefde. Nu veranderen de ingrediënten van die tragiek wel van titel tot titel. Zo stond in Marius et Jeannette de emotionele bagage van een vorig leven de liefde in de weg. En in A la place du coeur was het een racistische politieman die een gemengde relatie onmogelijk maakte.
Wat ook gelijk blijft is de cast. Guédiguian gebruikt vrijwel iedere keer dezelfde acteurs waardoor zijn thematiek samen met hen ‘ouder wordt’. Was hoofdpersoon Ariane Ascaride in La ville est tranquille, Guédiguians vorige, niet in Nederland uitgebrachte film, de bezorgde moeder van een ontspoorde tiener, in Marie-Jo et ses deux amours is de moeder-dochterrelatie ondergeschikt aan moeders midlife-crisis.
Onveranderlijk presenteert de regisseur zijn tragedies tegen de achtergrond van working class Marseille. In de 22 jaar tussen zijn debuut en Marie-Jo heeft hij de veranderingen van de havenstad gedocumenteerd. De cementfabriek die in Dernier été (1980) het decor vormt, werd in Marius et Jeannette (1996) gesloopt en in zijn nieuwste werk staat er een naaldbos voor in de plaats.
Dit soort subtiliteiten zijn tekenend voor het poëtische element in Guédiguians sociaal-realistische stijl. Hoewel zijn verhalen bestempeld kunnen worden als onversneden melodrama, weet hij de emotionele dynamiek op te wekken zonder te steunen op grote gebaren. Ook in Marie-Jo wordt, ondanks de heftigheid van de gebeurtenissen, niet hysterisch gegild of met deuren geslagen. De regisseur neemt volop de tijd om het bitterzoete dilemma van een besluiteloze, verliefde vrouw neer te zetten. Ook de mannen, betrekkelijk passieve spelers in deze onmogelijke liefdesgeschiedenis zonder uitweg, weet hij meerdimensionaal neer te zetten: ze zijn niet alleen boos en ongeduldig maar vooral verward en bedroefd. Het maakt Marie-Jo et ses deux amours tot een bijzonder inleefbare en aangrijpende tragedie. Tenminste tot aan het hyperbolische einde waar Guédiguian op de maat van Mozarts Kiri Eleison aangeeft dat we toch echt naar fictie hebben zitten kijken.
Edo Dijksterhuis