MARGOT AT THE WEDDING

'Sorry', snikt ze, 'ik ben zo gelukkig'

  • Datum 09-12-2010
  • Auteur
  • Gerelateerde Films MARGOT AT THE WEDDING
  • Regie
    Noah Baumbach
    Te zien vanaf
    01-01-2007
    Land
    Verenigde Staten
  • Deel dit artikel

Met margot at the wedding schrijft Noah Baumbach een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van Indiewood: een nieuwe generatie eigenzinnige Amerikaanse filmmakers die de macht overneemt in Hollywood.

Een van de eerste beelden van margot at the wedding vat de film al op sublieme wijze samen. In een rijdende trein loopt een jongen door het gangpad. Aan het eind van het rijtuig doet hij de deur open die hem op het tussenstuk tussen de ene en andere wagon brengt. Hij blijft staan. Hij wacht tot de automatische deur dicht is en schreeuwt dan de longen uit z’n lijf. Maar niemand hoort dat, want hij wordt op het tussenstuk overstemd door de rijdende trein. Hij loopt terug door het gangpad en gaat zonder iets te zeggen naast zijn moeder zitten.
Die moeder, Margot (Nicole Kidman), is met haar zoon vanuit New York op weg naar Pauline (Jennifer Jason Leigh, in werkelijkheid de vrouw van de regisseur), haar zus die op Long Island in het vroegere huis van hun ouders woont. Waarom zal in de film nooit duidelijk worden, maar Margot en Pauline hebben elkaar al jaren niet gesproken. Maar omdat Pauline een paar dagen later zal trouwen met Malcolm besloot Margot dat het tijd was om langs te gaan.
Noah Baumbach is Wes Anderson met een bloedend hart. Baumbach (1969) debuteerde als regisseur met het semi-autobiografische the squid and the whale, die in Nederland, op een enkele vertoning vorig jaar in het Filmmuseum-zomerprogramma Previously unreleased na, alleen op dvd beschikbaar is. En hij schreef mee aan Andersons the life aquatic with steve zissou (2005) en hun aankomende Roald Dahl-verfilming the fantastic mr. fox. Beiden horen bij een groep losjes verbonden auteursregisseurs en acteurs die de laatste tien jaar een hele lading eigenzinnige Amerikaanse films afleverde en die bekend zijn geworden als Indiewood en The Frat Pack. Maar waar Andersons personages hun egoïsme smoren in absurditeiten — in wat anders? lijkt Anderson te zeggen — kunnen Baumbachs personages hun zelfingenomenheid en zelfmedelijden alleen nog laten blijken door bijtende, diep kwetsende woorden. Ze lijken anderen pijn te moeten doen om zelf minder pijn te hebben.
"Je lichaamshouding is veranderd", zegt Margot tegen haar vijftienjarige zoon, op een moment dat hij zich kwetsbaar voelt. Ze zegt het rustig en kijkt erbij alsof ze medelijden met hem heeft. "Vroeger was je zo elegant maar nu ben je zo stijf geworden." Ze pauzeert. "Zo blasé." Alle haat wordt in liefde verpakt, alle liefde in diagnoses.
Als de oudste zoon in Baumbachs eerste film the squid and the whale zijn broertje in een houdgreep vastzet, wordt er niet au! geroepen maar rustig opgemerkt "Je doet me pijn. Je doet me echt heel erg pijn."

Tennisbaan
Ook in the squid and the whale maakte Baumbach al meteen bij het begin duidelijk hoe de verhoudingen lagen. In de openingsscène staan vader en zoon op de tennisbaan tegenover moeder en dochter. De vader zegt: "Probeer je moeders backhand te raken want die is zwak." Het is duidelijk: hoe meer de één wordt vernederd, hoe groter de ander wordt.
Het persoonlijke is bij Baumbach altijd politiek. Hij is een meester van de subtekst. Bijna elke zin is bedoeld om de ander de raken of om pijnlijke herinneringen op te roepen en de woorden betekenen altijd meer dan wat er wordt gezegd. Je zou ook verder kunnen gaan: ‘Onder de gordel’ betekent niks in Baumbachs wereld, want er is niks meer boven de gordel.
Hoe is het mogelijk dat mensen die alles hebben om gelukkig te zijn — materieel niks te klagen, succesvol, liefhebbende mensen om zich heen — de boel toch verneuken, vraagt Baumbach. Want die liefde was er ooit wel. In the squid and the whale vermoed je dat dit ooit een gelukkig gezin was. Het is misgegaan nadat de eerste zoon is geboren. Waarom wordt niet verteld. De film doet geen moeite de zaken te verklaren. Waarom de familieverhoudingen in margot at the wedding zo verziekt zijn komen we ook niet te weten. Hoeft ook niet, want dat zou alleen maar bevestigen dat we naar een verzonnen, afgerond verhaal kijken. Nee, we komen deze levens binnen, we kijken er even naar en we stappen er weer uit. Zonder precies te begrijpen hoe het zit. Dat is juist wat Baumbachs film zo sterk maakt, want zo komt alle nadruk te liggen op de onderlinge strijd van de personages en hoeft hij zich niet bekommeren om verzoening aan het eind van het verhaal.
Dat zowel the squid and the whale als margot at the wedding om schrijvers draaien — in de eerste film zowel vader als moeder, in de tweede heeft Margot succes als schrijver — is meer dan een gimmick. Het stelt de vraag of mensen met deze, laat ik zeggen, dispositie — door hun woordenschat en analytisch vermogen — om relaties binnenstebuiten te keren, nog wel in staat zijn om gewoon van iemand te houden. Nog wel in staat zijn om dingen met rust te laten.
En dan is er de vraag hoe autobiografisch deze verhalen zijn. Als de belangrijkste personages in beide films New Yorkse schrijvers zijn en je bedenkt dat Baumbach is opgevoed door twee New Yorkse filmcritici, waarvan er een tevens schrijver is, dan is het verleidelijk te denken dat op z’n minst de finesses van zijn scenario’s voortkomen uit eigen ervaring. Maar in interviews houdt de regisseur die kwestie op afstand: "Het is allemaal echt en het is allemaal nep", zei hij tegen website Film Freak Central.

Organismen
Net als in the squid and the whale en de films van Wes Anderson lijkt de jaren tachtig-art direction — de kleding, de automodellen, de interieurinrichting, de snorren — op het eerste gezicht een grap. Daardoor krijgt het drama iets afstandelijks. Alsof je in een petrischaaltje naar organismen kijkt die elkaar opvreten. Maar het is niet de art direction die dat gevoel geeft: de personages laten niemand toe, dus ook de kijker niet.
Misschien is het enige minpunt dat het slot van de film naar een afgerond script smaakt. Een beetje. Baumbach laat de boel uit elkaar spatten maar hij had het verhaal beter op een willekeurig moment af kunnen kappen. Want die toeschouwer die in het begin zomaar ergens binnenviel, staat dan even abrupt weer op straat. Baumbach is een scherpe en hypergevoelige analyticus van het ressentiment. Dat laten zien is zijn grootste kracht. Een keurig slot suggereert een afronding die er met dit soort mensen nooit kan komen.
Baumbach laat in beide films duidelijk maar niet opdringerig zijn twee grote invloeden zien. In een scène in the squid and the whale hangt ergens een grote poster van la maman et la putain (1973) van Jean Eustache aan de muur, waar de personages even bij stilstaan en commentaar op leveren. Baumbachs überverbale films zijn in hun constante commentaar en analyses van liefde en relaties een directe erfgenaam van die film en hij schaamt zich er niet voor dat te laten zien. Zijn andere grote papa in cinema is Godards à bout de souffle (1960) en die invloed is in het gebruik van de camera terug te zien: vooral in the squid and the whale maakt Baumbach overvloedig gebruik van jumpcuts: Jeff Daniels loopt de trap op naar de voordeur — cut — maar halverwege staat hij al voor de deur — cut — die open staat — cut — hij kijkt over schouder, spreekt een halve zin… en we zien hem de deur van zijn auto dichtslaan en wegrijden.
Dat Baumbach niet bang is om te spelen met wat anderen als clichés zouden kunnen zien, bewijst hij ook door in the squid and the whale herhaaldelijk ‘Hey you’ van Pink Floyd te laten horen. Pink Floyd! Die Weltschmerz-troubadour voor de lijdende middenklasse! Het icoon van adolescentenfrustratie! De vleesgeworden bombast! Baumbach voert het spel nog een trede hoger: een van zijn personages doet alsof hij het nummer zelf heeft geschreven en speelt het op school bij een talentenjacht. Waarmee Baumbach nog even benadrukt dat hij wéét dat hij het publiek bespeelt met het werk van anderen. Hij jongleert met een cliché en dat doen alleen idioten en virtuozen. Dus kies maar.

Ronald Rovers