Lyrisch nitraat
Bioscoop als divan voor het volk

Lyrisch nitraat
Als tussentijds bericht over het onderwerp filmconservering is er nu Lyrisch nitraat van Peter Delpeut. Niet dat dit de oplossing zou zijn, ieder zijn eigen broddellap van favoriete fragmenten, maar het geeft tenminste een kijkje in de keuken vol blikken en sterk riekend beeldmateriaal. Delpeut laat ons over zijn schouder meekijken hoe hij materiaal adoreert, manipuleert, selecteert, categoriseert. Godzijdank doet hij dit niet wetenschappelijk, dat is misschien goed voor de conservering van de Desmet-erfenis als geheel.
Lyrisch nitraat is een privé-document, hier heerst zoals gezegd de lyriek. Er schijnen nu al doctorandussen over te vallen. “Gebrek aan respect”, hoor je onder de boogjes van het Filmmuseum fluisteren. (Tot voor kort vernam je nooit iets van deze lieden, deze ‘filmhistorici’, er schijnt ergens een nest te zitten). Delpeut vindt het geloof ik wel lekker, de kritiek uit die hoek, des te stouter kan hij met het materiaal omspringen.
Hij begint de film met het hoofdstukje ’Het kijken’. Shots die zogenaamd door één- of twee-ogige kijkers zijn gemaakt. Landschappen, drenkelingen op zee. Een heel natuurlijk begin, want is het kijken door een geslepen glas, waarmee je de werkelijkheid dichterbij haalt niet de allereerste uiting van ‘kijkhonger’? Om echt te kunnen kijken moet je kijkhonger hebben. Zonder kijkhonger waren de fotografie en de film nooit uitgevonden. Of misschien is het beter te spreken van ‘kijksmaak’, want een hongerig iemand is niet selectief. Iemand met ‘kijksmaak’ consumeert maar bewaart de lekkerste stukjes om die later rustig te savoureren en dit zo mogelijk steeds te herhalen.
Dit gebeurt in Lyrisch nitraat. We krijgen een tiengangen soupeetje a la Delpeut voorgezet. De opstandige historici geven waarschijnlijk de voorkeer aan een wetenschappelijk volgestopte braadworst die meter na meter verantwoord is.
Na ‘Het kijken’ valt de muziek in en treden we het drama binnen. Anders dan in de theaterzaal moest men in de bioscoop in het pikdonker zitten. De confrontatie met de projectie van de werkelijkheid via het nitraat was keihard, in de bioscoop was je alleen. Alles wat de gewone man angst inboezemde, vulde het doek; de verdrinkingsdood, brand, mijnrampen, dodelijke ziekten, ongewenste zwangerschap, blindheid, krankzinnigheid, zelfdoding, verlies van een geliefde, huwelijksontrouw. Je zou kunnen stellen dat in een tijd dat Freud zich met de beter betaalden bezighield de bioscoopzaal als volksequivalent van de psychiatersdivan fungeerde.
De regisseur als psychiater op afstand die de kijker aanspoort tot beleving en catharsis. De acteurs waren geheel op hun fysieke mogelijkheden aangewezen om al deze emoties over te brengen, maar de kijker verstond de taal van het theatrale gebaar, de zucht, het bezwijmen, het draaien met de ogen, het wringen en ten hemel heffen van de handen.
Peter Delpeut kan het niet laten om een favoriete geweldscéne te vertragen en details in close-up te nemen. Helemaal tegen de regels maar wel mooi. Ook de enscenering kende zijn iconografische regels. Een liefkozend paar met een bed op de achtergrond betekende geslachtsgemeenschap, zwangerschap en naar gelang de burgerlijke staat van het paar vreugde of wanhoop.
God de Vader
Door gebrek aan beweeglijkheid van de camera speelden de acteurs niet in de breedte maar in de diepte. Ze hadden een groot ‘kaderbewustzijn’ of het speelvlak werd misschien wel net als bij het theater met lijnen en kruisen op de grond aan gegeven. Binnen de beperkte mogelijkheden werd er alles uit gehaald.
Er is dan ook geen werkelijke vooruitgang binnen het medium film volgens Delpeut. Er worden nu geen betere, maar andere films gemaakt. Dit ‘anders zijn’ van de eerste jaren van de film bepaalt zijn fascinatie en zijn lyrische toon. Ook hier zou weer tegengeworpen kunnen worden dat alle reeds lang afgesloten tijdperken in de geschiedenis iets ondoordringbaars en daardoor de lyriek van het halfbegrepene krijgen. Maar waarom zouden we dit tegenwerpen? Wie zich echt verdiept in de geschiedenis weet dat er altijd achteraf geinterpreteerd en dus slechts gedeeltelijk begrepen wordt.
Dat film aan een werkelijke ‘kijkhonger’ tegemoet kwam bewijzen de fragmenten uit verre landen, wilde volkeren, grote steden, fascinerende bouwwerken zoals bruggen over ravijnen en de hangende stadstram in Wuppertal. Men kon in een uur tijd de wereld rond reizen, oorlogen meemaken, de gekroonde hoofden der aarde ontmoeten.
Het inkleuren van deze plaatjes blijkt veel meer usance te zijn geweest dan men zou denken. Een beetje grof hier en daar, maar toch overtuigend en lyriek-verhogend. Ook met de filmmuziek springt Delpeut eigenzinnig maar smaakvol om. Zelfs het tikken aan het eind van de plaat krijgt een betekenis bij beelden van een treinreis. Gelukkig is er ook genoeg stilte ingebouwd om te ervaren hoe vreselijk stil de stomme film was. Dat vroeg gewoon om een strijkje.
De vijftig minuten van de film zijn dusdanig onderhoudend dat men geen kans heeft om onrustig in de stoel te gaan schuiven. Als apotheose krijgen we nog het scheppingsverhaal, Adam en Eva met de slang en het grote christelijke sterftheater van de kruiswegstaties op ons bord. De geboorte en de dood van het medium film. De laatste meters zwaar aangetast door de tand des tijds (het lijkt wel moderne kunst) en warempel, daar komt God de Vader ook nog even door het nitraat heen gluren. Nu weten we tenminste waar we het over hebben als die chemische term ter sprake komt.