Lumière! L’aventure commence

Ome Thierry vertelt

Cannes-directeur Thierry Frémaux zet 108 films van de gebroeders Lumière achter elkaar en geeft uiterst innemend tekst en uitleg bij het oeuvre van de eerste filmkunstenaars.

Door Joost Broeren-Huitenga

Tussen 1895 en 1905 maakten de broers Auguste en Louis Lumière volgens hun bedrijfsarchieven ruim 1.400 films, elk bestaand uit een enkel shot van nog geen minuut lang. Slechts een handjevol films ging verloren en van de bewaard gebleven films zijn er nu 108 verzameld in de documentaire Lumière! L’aventure commence. Als je 108 keer 50 seconden achter elkaar zet, kom je wonderwel uit op zo’n beetje de lengte van een hedendaagse speelfilm.
Dat is dan ook precies wat Thierry Frémaux heeft gedaan voor zijn documentaire. De artistiek directeur van het Filmfestival Cannes maakt met de film zijn regiedebuut — al is het dus misschien accurater om hem aan te duiden als de samensteller. En als de verteller, want Frémaux geeft in een innemende voice-over (ietwat gezapig ondersteund door muziek van Camille Saint-Saëns) commentaar terwijl de zwijgende filmpjes lopen. Maar de regisseurs van de film zijn en blijven de broers Lumière — dat benadrukt ook Frémaux zelf herhaaldelijk. Want zoals Frémaux het in zijn voice-over stelt: de Lumières zijn niet alleen de laatste uitvinders van de cinemageschiedenis omdat zij het apparaat vervolmaakten, maar ook de eerste regisseurs.
Juist dat is een grote verdienste van zijn documentaire: veel meer dan gebruikelijk is benadert Frémaux het tweetal als filmauteurs in de moderne(re) zin van het woord. Waar over vroege filmmakers veelal gedacht wordt als kermisartiesten die teerden op de noviteit van hun medium, behandelt Frémaux ze als makers met een herkenbare stijl, die vanuit een persoonlijke visie op hun vak en op de wereld nadachten over zaken als kadrering en mise-en-scène.

Remake
Frémaux zette de 108 korte films niet lukraak achter elkaar. En hoewel hij begint met de beroemde allereerste film, La sortie de l’usine Lumière à Lyon, is ook de chronologie niet leidend in zijn structuur. In plaats daarvan verdeelt hij het overgeleverde werk van de Lumières in elf grofweg thematisch georganiseerde hoofdstukken. Een greep: beelden van Lyon, de woonstad van de Lumières; films over kinderen; komedies; werk; sport en spel; films over de snelle maatschappelijke veranderingen rond de vorige eeuwwisseling.
Zoals de explicateur van de vroege cinema als spreekstalmeesters tijdens de filmprogramma’s tekst en uitleg gaven, zo biedt ook Frémaux context en duiding. Soms haalt hij met de tong in de wang de gevestigde mythes onderuit: van La sortie de l’usine blijken meerdere versies te zijn, dus misschien is de ‘eerste film van de filmgeschiedenis’ direct al een remake. Andere keren houden de mythes stand: de doodsangst die het publiek zou hebben doorstaan bij de vertoning van een film met een aankomende trein, wetenschappelijk al jaren geleden ontkracht, komt doodleuk weer voorbij. Niet voor niets haalt Frémaux ergens dit adagium van John Ford aan: "Print the legend, not the fact."
Het thema ‘eersten’ blijft terugkomen, en (hoewel enig Frans chauvinisme hem zeker niet vreemd is) Frémaux lijkt tussen de regels door die nadruk op het debuut ook enigszins op de hak te nemen. Het filmpje Baby’s First Steps, waarin we inderdaad een kind zijn eerste voorzichtige stapjes zien zetten, noemt Frémaux gekscherend "de allereerste suspense-film"; een weergave van een theatrale vechtwedstrijd in Japan wordt "de eerste kung fu-film"; een opname vanuit een luchtballon "het eerste drone-shot".

Zeg wat je ziet
Naast die zeer gedegen onderbouwde contextualisering, verteld op de toon van een al tientallen keren herhaalde maar nog altijd geliefde familie-anekdote, waagt Frémaux zich in zijn voice-over ook aan visuele analyses van de films. Hier en daar blijft dat steken in al te hoogdravende platitudes over "meesterlijke mise-en-scène" of een "briljante plaatsing van de camera", zonder die stellingen te onderbouwen.
Frémaux hanteert regelmatig de simpele tactiek ‘zeg wat je ziet’, iets wat in het begin irriteert maar gaandeweg steeds meer waarde krijgt doordat bepaalde observaties zich opstapelen. Zo blijken de Lumières vrijwel altijd een publiek binnen hun kader te plaatsen. Zowel in hun documentaires als in de fictiefilmpjes is er vaak een onschuldige passant die reageert op de handelingen — of dat nu een kleine visuele grap is, of een met veel misbaar voorbijsnellende brandweerwagen. Zo kauwen de filmmakers ook zonder aanzwellend strijkorkest het publiek bij hun vertoningen voor wat zij van het getoonde kunnen vinden en voelen.
Tussen de regels door maakt Frémaux ook duidelijk hoe intiem de vroege filmgeschiedenis verbonden is aan het persoonlijke leven van deze makers. Veel van hun eerste beelden zijn (ogenschijnlijk) simpele beelden van hun eigen familieleven, en de eerdergenoemde trein kwam aan op station La Ciotat — het kustplaatsje waar de familie Lumière een zomerhuis had. Het bestendigt Frémaux’ benadering van de broers als filmauteurs in plaats van fabrikanten. Makers met een duidelijk idee van cinema als kunstvorm — in Frémaux’ woorden: "vreugdevol, teder en universeel."