LOST AND DELIRIOUS
Goedkoop recept voor platte film
Filmmaakster Léa Pool verstond ooit haar vak. Dat lijkt veranderd met haar laatste film, Lost and delirious. De film verzandt in clichés en nog meer clichés.
Léa Pool maakt al jaren mooie films over vrouwen, jonger of ouder. Bijvoorbeeld het drama van Anne Trister (1985) maar ook jaren later over een veel jonger meisje in Emporte-moi (1998). Pool heeft zich erin gespecialiseerd om grote emoties klein te houden. Wat er daarom met haar is gebeurd sinds 1998 is op zijn minst interessant, maar helaas om de verkeerde redenen. In 2000 maakt ze de film Lost and delirious, over een ‘heftige’ relatie tussen twee puberende meisjes, gebaseerd op het verhaal ‘The wives of Bath’ van Susan Swan.
Geniep
Om te beginnen is Lost and delirious een standaard kostschoolfilm. Het suffige meisje Mouse (Mischa Barton) moet naar kostschool en komt op een kamer bij twee anderen. Zij is de toeschouwer en ziet voor haar ogen een drama ontstaan. De school is er de ideale locatie voor, geheel buiten de dagelijkse realiteit, in de bossen, een wereld op zich. De kamergenootjes Paulie (Piper Perabo) en Tory (Jessica Paré) blijken erg dikke vriendinnen met een nogal gepassioneerd seksleven. Met elkaar. Dat doen ze in het geniep. Natuurlijk escaleert de situatie als het lesbische geheim uitkomt, maar niet nadat de twee jonge actrices een aantal vrijscènes achter de rug hebben.
Pool weet op geen enkele manier te verantwoorden dat Paulie van het ene op het andere moment enorm labiel blijkt te zijn. Even abrupt is de bekering tot de heteroliefde van Tory. Het gebeurt zo ongenuanceerd dat Lost and delirious nog het meest op een gay bouquetreeks-verfilming lijkt.
Bakvissen
Dat clichématige trekt Pool door in elk onderdeel van de film. Haar stijl, de symboliek, de muziek, je kunt in ieder geval stellen dat ze consequent is. Een plichtmatige camera doet vrezen dat Pool haar métier verleerd is. Af en toe is de muziek onder de film nog wel te waarderen maar ook die verandert gedurende de film in een flauwe, saaie ondersteuning bij een naderende climax.
Van de jonge actrices kun je nauwelijks verwachten dat ze in een dergelijke film origineel en fris acteerwerk neerzetten. Het zijn slechts bakvissen die hun dialogen vooral met het bekende Amerikaanse woordje ‘like’ larderen, kortom ze praten veel maar zeggen weinig. Dat ook Pool zich dat lijkt te realiseren leidt tot een kentering in de film wanneer de liefde tussen de meisjes uit raakt. De volstrekt onoriginele vondst om ze hun problemen te laten uitvechten tijdens de literatuurles door het voordragen van een gedicht, is tenenkrommend. Wat mooie woorden, een ‘invoelende’ camera, het is het goedkope recept voor een platte pathetische film. De gedachte aan een film als Dead poets society dringt zich op en maakt de kijkervaring er niet gelukkiger op.
Het laatste deel is vervolgens de tragisch mislukte Ausputzer van de film. Mysterieuze beelden in een bos, actrices-en-profile, vertragingen in het beeld, zwaardgevechten, Shakespeare-citaten, het kan niet op.
Het zijn clichés en nog meer clichés. Samen met dat groteske verhaal voorkomen ze zo elke identificatie met de personages, terwijl dat hier zo broodnodig is. En als Pool het ook maar iets subtieler had gehouden, zouden enige clichés haar nog vergeven kunnen worden. Maar de afstand, het volstrekt onaannemelijke verhaal, ze zorgen alleen maar voor stijgende verbazing. Verbazing over zoveel onvermogen de film tot een goed einde te brengen.
Gerlinda Heywegen