LITTLE VOICE

Een gekortwiekt zangvogeltje

  • Datum 08-12-2010
  • Auteur
  • Gerelateerde Films LITTLE VOICE
  • Regie
    Mark Herman
    Te zien vanaf
    01-01-1998
    Land
    Engeland
  • Deel dit artikel

De timide Laura (Jane Horrocks) als diva

Jane Horrocks speelde het enige niet-neurotische personage in de comedyserie ‘Absolutely fabulous’ (de best wel domme Bubbles) en de vuilbekkende, anorexische puberdochter in Mike Leighs Life is sweet. In Mark Hermans nieuwste film is ze opnieuw onaangepast als ‘little voice’: een meisje dat niet spreekt maar wel een betere Shirley Bassey ten gehore brengt dan Shirley Bassey zelf.

Het is een freudiaanse-ziektegeschiedenis, de geschiedenis van Laura, bijgenaamd ‘little voice’. De voluptueuse, verpletterende moeder (een luidruchtige Brenda Blethyn, die eerder roem verwierf als de jerimierende Cynthia in Mike Leighs Secrets and lies) is teveel met het eigen seksleven bezig om enige aandacht te schenken aan haar met stomheid geslagen dochter Laura. Niet dat dochterlief op moeder zit te wachten want zij vermaakt zich liever op haar zolderkamertje met de platen van haar geadoreerde, overleden vader. De zachtmoedige man hield van de grote Amerikaanse zangdiva’s en zijn schuchtere dochter houdt zijn nagedachtenis in ere door alleen maar in de stemmen van die diva’s haar mond open te doen. Als een gekooide zangvogel brengt ze op zolder even gemakkelijk Marilyn Monroe’s kokette ‘My heart belongs to daddy’ tot leven, als Judy Garlands gepassioneerde ‘The man that went away’. Wanneer moeders nieuwe vunzige vrijer, theateragent Michael Caine, bij toeval deze klanken opvangt verleidt hij ‘little voice’ tot een optreden in zijn nachtclub. Na een succesvolle avond belandt het meisje in een zenuwinzinking die wellicht het definitieve einde van haar stem(men) zou kunnen betekenen, ware het niet dat de liefde van verlegen duivenhouder Billy (Ewan McGregor) dat onheil weet te keren.

Pathos
Deze tweede film van Brassed off regisseur Mark Herman is gebaseerd op het in Londen zeer succesvolle muzikale toneelstuk ‘The rise and fall of little voice’ dat toneelschrijver Jim Cartwright speciaal voor Jane Horrocks schreef. Doel van het stuk was ruimte te bieden aan Horrocks’ inderdaad ontzagwekkende imitatietalenten en daaromheen werd een verhaaltje gemodelleerd.
Toen Mark Herman door productiemaatschappij Miramax benaderd werd voor de verfilming aarzelde hij wel even, zo vertelt hij in een vraaggesprek in het chique Grosveners House in Londen — een kroonluchter-omgeving die werelden verwijderd is van de troosteloze arbeidersbuurt in het Noordengelse havenstadje Scarborough waar de film zich afspeelt. Herman vond de musical een "real knock-out" maar het was de vraag of de niet-meer-live-imitaties van Horrocks in een film eenzelfde effect zouden hebben. Hij loste het probleem op door die imitaties in zolderkamertje en club toch direct te registreren en de zang-intermezzi zijn nu de hoogtepunten van de film geworden. Little voice is dankzij de vitale acteerprestaties meeslepend en energiek, maar laat je vanwege de schematische inhoud van het verhaal ook onbevredigd achter.
Dat Herman van pathos houdt wisten we al uit Brassed off en ook in Little voice wordt het aangedikte sentiment niet geschuwd. Zo dient ‘little voice’ in het oorspronkelijke stuk haar moeder in de eerste scènes nog strijdvaardig van repliek. In de film sluipt ze echter door het huis als een gekortwiekt vogeltje, voortdurend angstig rond blikkend en de lippen getuit in Marilyn-Monroe-vorm, waarmee ze niet zozeer seksuele beschikbaarheid als wel haar wereldvreemde onschuld uitdrukt. Duivenhouder Billy was in het stuk een computernerd, maar wordt in de film als de verlegen vogelminnaar met een platte symboliek belast die herinnert aan de pathos van de suicidale clown uit de mijnwerkers-brassband in Brassed off.

Sprookje
Deze schematische bewerking van het toneelstuk plaatst Little voice meer in de Amerikaanse traditie van de klassieke Hollywood-musical, waarin het verhaal slechts het lijntje is dat de muziek aan elkaar verbindt, dan in de Britse traditie van muzikale drama’s van schrijver/regisseurs als Dennis Potter en Terence Davis waar de film gezien de ‘working class’-achtergrond en de Yorkshire-Engels knauwende Britse cast toch ook aan doet denken.
Waar Potter en Davis er echter wel in slagen freudiaanse motieven te verwerken tot complexe, meerdimensionale verhalen en de nostalgische liedjes gebruiken als ironisch commentaar, druipt de freudiaanse ‘familieromance’ hier van de onderlinge relaties af, en duikt hij ten overvloede ook op in welgemeende liedjes. Bij Horrocks ‘My heart belongs to daddy’ dienen we een traantje weg te pikken eerder dan grimmig te grijnzen. Little voice is bedoeld als een simpel sprookje en niet meer dan dat, benadrukt regisseur Herman. Het is geen complex psychologisch drama, en het is ook geen maatschappijkritiek. Ook al is het verhaal gesitueerd in de lagere klasse en zit het vol personages die op zoek zijn naar manieren om dat milieu te ontstijgen, die achtergond is meer ‘couleur locale’ dan dat het Little voice tot een politieke film maakt. Ook Brassed off was eerder bedoeld als feel good movie dan als strijdbaar manifest, stelt Herman. De regisseur lijkt zichtbaar niet op zijn gemak met pogingen van critici om in zijn verhalen meer te zoeken dan dat er op het eerste gezicht in te vinden is.
Toch haalt hij zich die vorm van aandacht zelf op de hals. Voor een onschuldige musical zijn de frustraties van ‘little voice’ net wat te zwaar beladen, en rasacteurs als Michael Caine en Brenda Blethyn (ondanks haar tegenvallende rol) neem je ook serieus. Toch is het beter om die onbedoeld pretentievolle inhoud terzijde te schuiven en simpel te genieten van de elastische stemvervormingen van Jane Horrocks, en/of van Michael Caine’s ‘finest hour’ wanneer hij dronken en gedesillusioneerd voor een verbijsterd nachtclubpubliek zijn hartstochtelijk ‘It’s over’ ten gehore brengt.

Jann Ruyters