Little Miss Sunshine

Voor indie-mensen in hun indie-huisjes

Little Miss Sunshine haalt de ‘dysfunctional family’ weer eens van stal voor een film die ontzettend deugt.

Er is veel te bewonderen aan Little Miss Sunshine. De heerlijk soepele stijl van filmen die de wereld in een uitnodigend gladde gloed zet. De zorgvuldige timing van de vele grappen en de glasheldere manier van vertellen. Je kan wel merken dat het regisserende echtpaar uit de reclame komt. De cast, met wie je wel vrienden zou willen worden. En de boodschap, die ons leert dat meedoen belangrijker is dan winnen, dat de Amerikaanse samenleving wel eens te ver doorschiet in het verheerlijken van de Amerikaanse droom en dat daar verduiveld gemene kantjes aan zitten. Little Miss Sunshine deugt.

Deugt zo ontzettend dat je er razend van wordt. Want terwijl schrijver Michael Arndt en regisseurs Jonathan Dayton en Valerie Faris opzichtig een hartverwarmend beeld van middelbaar Amerika willen schetsen, klinkt alles even vals. De personages, om te beginnen, ogen alsof ze vooral geschreven zijn om zo leuk mogelijk in een synopsis te staan. De overwerkte, tegen de klippen op verzoenende moeder. De carrièrematig mislukte vader met dat beroep als een zakje instant-satire: motivatietrainer. De recreatiedrugsgebruikende opa. De suïcidale homoseksuele oom, Universtitair Docent in Proust. En dan het kleine meisje voor wie deze hele ‘dysfunctional family‘ (die pezig geworden oude koe uit de Kleinere Komedie) op reis gaat: een dik bebrild propje dat zo positief en ambitieus is ingesteld dat ze denkt een kinder-missverkiezing te kunnen winnen.

Wansmaak
Inderdaad, het is ook weer tijd om genadeloos af te rekenen met de schoonheidswedstrijd, die tot aan het plastic stokje afgesabbelde metafoor voor de vermeende Amerikaanse ijdele competitiedrift.

En het gezin woont natuurlijk niet in zomaar een provinciehoofdstad, nee, het is Albuquerque, de koddigste plaatsnaam ten westen van Lutjegast. Hun zelfgekozen vervoer is niet de trein of – nog waarschijnlijker – een bijna-afschreven MPV uit begin jaren negentig. Het gezin bezit een oude Volkswagenbus, dat ultra-leuke fetishwagentje voor alle Amerikanen met linkse babyboomernostalgie. En dan nog die secuur bijeengezochte Leuke-Wansmaakinterieurs.

En het rare is: zulke films maken Amerikaanse independents al jáááren, verhaaltjes waarin een moderne variant van het geloof in de goede wilde wordt beleden – hoe lager op de maatschappelijke ladder, hoe beter en echter en sympathieker de mens verondersteld wordt te zijn. ‘Independent’ moet voor dit type films dan ook vooral worden opgevat als smaakje, toegesneden op indie-mensen die met hun indie-vrienden naar indie-muziek luisteren in hun indie-huisjes. Ze maken geen cinema die onderzoekt, opnieuw vraagt, nieuwsgierig is en een wereldbeeld wil bijstellen, maar die zelfgenoegzaam bevestiging zoekt en uitdeelt van hun eigen sprookjesachtige lifestyle-wereldbeeld. Zo behaagziek dat het écht niet zo verbazingwekkend is dat een grote studio als Fox er op het Sundance Festival de grootste distributiedeal ooit voor over had.