LES PETITS FRÈRES
Iedereen steelt

Les petits frères: Talia en Kim
Jacques Doillon is als geen ander in staat de belevingswereld van kinderen te doorgronden en naar film te vertalen. Hij doet dat bij voorkeur door gesprekken weer te geven die ze met elkaar voeren. Toch levert dat, zeker in het geval van Les petits frères, geen statische, maar juist een zeer beweeglijke film op.
In Le jeune Werther, een film van Jacques Doillon uit 1993, probeert een groepje scholieren te achterhalen waarom een van hun klasgenoten zelfmoord heeft gepleegd. De confrontatie met de dood is een gewichtig iets, en dat beseffen ze zelf maar al te goed. Ze voeren Ernstige en Bezorgde gesprekken op het schoolplein over belangrijke zaken als Liefde en Dood. Opeens bevinden ze zich op een terrein dat voorheen voorbehouden leek aan volwassenen.
Dat is in zekere zin ook het geval in Les petits frères. Ook hier richt Doillon zich op een groepje pubers van een jaar of dertien uit een Parijse buitenwijk, dat in een wereld leeft die niet des kinds lijkt te zijn. Een wereld van criminaliteit en werkloosheid, misbruik en verwaarlozing, waarin ze voor zichzelf moeten opkomen omdat niemand anders dat doet. Maar hoe akelig de wereld ook is waarin de kinderen van Doillon zich bevinden en met welke gebeurtenissen ze ook te maken krijgen, het blijven altijd kinderen. Zelfs als ze leven in een wereld die ons vreemd is, zoals in Les petits frères, zijn hun gevoelens, reacties en gedrag herkenbaar. Als een van de hoofdfiguren onderhandelt over de prijs van een pistool, is hij nog steeds dezelfde jongen die in het voorbijgaan quasi-stoer een ring in de hand drukt van het meisje waar hij verliefd op is.
Pitbull
De kinderen die Doillon in zijn films opvoert, staan altijd op de een of andere manier aan de rand van volwassenheid, zijn bezig hun onschuld te verliezen. Talia is dertien en woont in een achterbuurt van Parijs. Haar moeder is letterlijk en figuurlijk grotendeels uit beeld verdwenen, ze heeft een stiefvader met wie ze al in de eerste scène van de film daverende ruzie heeft omdat ze hem ervan verdenkt een vriendinnetje misbruikt te hebben. Ze zwerft met haar pitbull Kim over straat en trekt op met een aantal jongens die ’s nachts haar hond stelen om te verkopen. Talia is ontroostbaar en doet alles om haar hond terug te vinden. Ze wordt daarbij geholpen door diezelfde jongens, die toch wel medelijden met haar hebben, al houden ze wijselijk hun mond over hun eigen aandeel in de zaak. De film bestaat grotendeels uit straatscènes, jongeren die bij elkaar hangen en zich onledig houden met zaken die soms nog als baldadige spelletjes beschouwd kunnen worden, maar vaker gewoon als criminaliteit. Niet voor het gewin of uit wreedheid, maar omdat iedereen het doet, ze niets beters om handen hebben en om hun vriendjes af te troeven.
De voortdurende interactie met elkaar zorgt voor spanning en beweging in de film. Doillon heeft goed gekeken en geluisterd naar hun gedrag, hun taal, en dat op zuivere en natuurlijke manier weten in te bedden in het fictieve verhaal dat hij vertelt. Hij combineert de kracht en emotionele impact die fictie kan hebben met de waarachtigheid van de documentaire benadering.
Er wordt niet met een beschuldigende vinger gewezen naar afwezige ouders of een falend maatschappelijk bestel. Die vormen slechts een als vanzelfsprekend aangenomen context. Er is een scène waarin op een wat geforceerde wijze geconverseerd wordt over de gewoonte van stelen die overgaat van generatie op generatie. Voor het overige ontbreekt elke uitleg, en richt Doillon zich uitsluitend op de belevingswereld van de kinderen. Of beter: van elk kind. Dat heeft mooie scènes tot resultaat, waarin stoerheid en kwetsbaarheid, hardheid en mededogen, onthechting en betrokkenheid elkaar voortdurend afwisselen.
Petra van der Ree