La venue de l’avenir
Laveren tussen twee eeuwen

La venue de l’avenir
Een verrassend aangenaam kijkavontuur over familie, liefde, ambities en kunst, dat heen en weer fladdert tussen twee tijdsgewrichten.
De Engelse titel – Colours of Time – geeft veel weg over de esthetiek van La venue de l’avenir. Kleur is belangrijk in deze oogstrelende verbeelding van twee verhalen – dat van de 21-jarige Adèle in 1895 en dat van haar afstammelingen die in de huidige tijd bij elkaar gebracht zijn door het lot en op zoek gaan naar hun familieachtergrond.
De openingsscène speelt zich af in dat heden, tegen de achtergrond van een indrukwekkend impressionistisch, wandvullend schilderij. Het wordt gebruikt voor een fotoshoot voor een kledinglijn, en regisseur/scenarist Cédric Klapisch duwt de kijker direct een universele strijd in het gezicht: die tussen commercie en kunst. Want om de kleding minder te laten vloeken met de achtergrond wordt met groot gemak besloten om de kleuren van het schilderij aan te passen.
Conflicterende belangen komen steeds – maar dan minder nadrukkelijk – terug in beide verhaallijnen. Adèle verlaat haar veilige dorp en toegewijde vriendje om in Parijs op zoek te gaan naar haar moeder, die haar leven lang afwezig was. Een avontuur per paardenkar, boot en te voet dat leidt naar nieuwe vriendschappen en een onthutsende ontdekking over haar afkomst.
In de 21e eeuw gaan vier van haar nazaten op ontdekkingstocht door het huis dat Adèle verliet. Zij zijn daar omdat er – uiteraard – commerciële plannen bestaan voor de grond waarop het tot een bouwval verworden onderkomen staat. De erfgenamen moeten toestemming geven voor de verkoop die de bouw van een gigantische parkeerplaats mogelijk maakt. Ze betreden voor het eerst de woning – en het leven van Adèle.
Het is even wennen aan de soms wat kunstmatige wisselingen tussen de twee tijdlijnen en ook over de ruim aanwezige clichés (in personages en plotwendingen en in de tegenstellingen tussen de waarden en overtuigingen uit beide tijdsgewrichten) moet je je heen zetten, maar dan valt er veel te genieten. Klapisch heeft geld noch (technologische) moeite gespaard om het Parijs van de negentiende eeuw tot leven te brengen. Er wordt goed en door sommigen uitstekend geacteerd én gezongen, er zijn heerlijke historische taferelen – in een ervan komen de twee verschillende werelden zelfs bij elkaar – waarin beroemde kunstenaars en denkers een onverwacht grappige rol krijgen, en er is veel mooie kunst om naar te kijken en over te peinzen, waardoor de ruim twee uur misschien niet voorbijvliegen maar wel, zoals Adèle’s boot over de Seine, aangenaam voortkabbelen.