KURT & COURTNEY

Nick Broomfield: Van Maggie naar Courtney

Met zijn nieuwe documentaire Kurt & Courtney veroorzaakte de van oorsprong Britse filmmaker Nick Broomfield een fikse rel in de Verenigde Staten. Wat begon als een film over Nirvana-zanger Kurt Cobain werd een aanklacht tegen de pogingen van Cobains weduwe Courtney Love om de pers te ringeloren en zo haar nieuwe imago als Hollywood-ster te beschermen. Het International Documentary Filmfestival Amsterdam (IDFA) zet Broomfield in het zonnetje met een retrospectief. Maar moeten we deze Willibrord Frequin eigenlijk wel serieus nemen?

"Ik was laatst op Cinekid, en dat was het leukste filmfestival dat ik in jaren bezocht", zo stelde een documentairefilmer onlangs in een gesprek met ondergetekende, "veel leuker dan het IDFA". Het waarom werd snel duidelijk: "Op Cinekid heb ik films gezien die me echt verrasten, op het IDFA zie ik eigenlijk al jaren hetzelfde, nu komen ze alweer met die Broomfield op de proppen". Het kan niet ontkend worden, Broomfield kwam al vaker aan bod. Dit jaar is voor de derde keer in successie zijn Fetishes: mistresses and domination at Pandora’s box te zien. In 1996 was de film over een luxe sm-bordeel in New York nog de nieuwe Broomfield, op de jubileumeditie van vorig jaar was het een van de favorieten uit tien jaar IDFA en dit jaar mag de film alweer op herhaling, als onderdeel van het retrospectief rond de maker. Is Broomfield soms zo’n genie dat zijn uitstapje naar de wereld van leer en zweepjes ieder jaar opnieuw van stal kan worden gehaald?
"Wat hij doet is een gemakkelijk trucje", zo vervolgde de gesprekspartner, "als je met de camera in de aanslag als ongenode gast bij mensen binnenvalt gebeurt er allicht iets spannends". Helemaal waar: met een beetje kwade wil kan de methode Broomfield als een wat meer geraffineerde variant op de handelswijze van pakweg Pieter Storms of Willibrord Frequin worden getypeerd. Onder de heilige vlag van de onderzoeksjournalistiek varen de twee slagschepen van de commerciële televisie een ramkoers op hun slachtoffers, waarbij het hoger maatschappelijk belang als excuus wordt gebruikt om mensen te overvallen. Wie weigert mee te werken heeft ongetwijfeld iets te verbergen: bij Frequin was dat onlangs een door sterfgevallen in zijn klantenkring in opspraak geraakte macrobioot. De inquisiteur wilde weten wat de man vond van zijn nieuwe status als moordenaar, zijn doelwit rende hard weg, wat door de vorm als een schuldbekentenis kon worden opgevat.

Pantser
In Broomfields Tracking down Maggie, waarin de filmer verwoede pogingen onderneemt om ex-premier Margaret Thatcher te interviewen, zit een vergelijkbare scène. De film begint met Broomfields stelling dat Thatchers zojuist verschenen autobiografie hem weinig zicht verschaft op de vrouw achter de ijzeren dame. Het uitgangspunt van zijn film is om door de façade heen te breken, om zo te achterhalen wat Maggie nu werkelijk beweegt. Broomfield krijgt echter voortdurend nul op het rekest: Thatchers persofficier Julian Seymour geeft niet thuis, waarop de filmer besluit zijn onderwerp bij haar boektournee door de Verenigde Staten te volgen. Dat levert veel scènes op waarin we Thatcher alleen op grote afstand te zien krijgen. In zijn karakteristiek droge commentaar meldt Broomfield halverwege de film dat Thatchers zoon Mark tijdens de tournee in opspraak is geraakt door lucratieve wapendeals met onder meer Saddam Hoessein, waarbij mamma waarschijnlijk een handje geholpen heeft en het bovendien niet uitgesloten wordt dat het chemische wapens betrof. Waarop Broomfield zijn oorspronkelijke uitgangspunt wijzigt: hij wil nu weten hoe dat met die wapenleveranties zit.
Uitgerekend in het holocaust-museum van Dallas ziet de filmer zijn kans schoon: Thatcher geeft een openbare persconferentie. Een Amerikaanse journalist stelt de eerste, obligate vraag, over de indruk die het museum op Thatcher maakt, en nog voor ze uitgesproken is probeert Broomfield er al tussen te komen. Is dat verstandig? Nee, natuurlijk niet. Maar dan krijgt hij alsnog de kans de hamvraag over de wapenleveranties te stellen, waarop Thatcher de persconferentie voortijdig afbreekt en het pand verlaat. Het pantser van de ijzeren dame blijft ondoordringbaar, maar de rit naar die conclusie is een vermakelijke, niet in het minst door Broomfields gevoel voor zelfspot. Zo zien we hem na een van de mislukte pogingen met een belachelijk ogende strooien cowboyhoed in een bar zitten. Hij heeft er even genoeg van en kijkt vertwijfeld in de camera. Maar ondertussen zal hij verdomd goed geweten hebben dat zijn film verre van mislukt was. Hij maakt namelijk geen films over Thatcher, Zuid-Afrikaanse neo-nazis (The leader, the driver and his wife) of grunge-grootheden (Kurt & Courtney), hij maakt films over een documentairefilmer die voortdurend op gesloten deuren stuit en impulsief zijpaden inslaat, op zoek naar vermakelijke, onthutsende en smeuïge details.

Dominante vrouw
In meerdere opzichten doet Kurt & Courtney aan Broomfields Thatcher-film denken. Ook nu gaat de filmer aanvankelijk op zoek naar de mens achter een bekend persoon, om halverwege een andere, met onthutsende schandalen en insinuaties geplaveide weg te bewandelen. En ook nu is de centrale rol weggelegd voor een dominante vrouw die denkt de pers naar haar hand te kunnen zetten en interviews afbreekt wanneer de vragen haar niet aanstaan. En wederom komt het tot een finale confrontatie op een plaats die door het voorgaande een wrange, ironische lading krijgt.
In eerste instantie ging Broomfield op zoek naar het grote waarom achter de zelfmoord van Nirvana-zanger Kurt Cobain, die zichzelf in 1994 met een jachtgeweer door het hoofd schoot. Het antwoord lijkt te liggen in Cobains afkeer van roem en de wereld van de showbusiness, een wereld waartoe Courtney Love zonder enige twijfel graag wil behoren. Maar de omstandigheden rond Cobains dood zorgen voor twijfels: op het jachtgeweer werden geen vingerafdrukken aangetroffen en het slachtoffer had een dusdanig grote hoeveelheid heroïne in zijn bloed dat een in de film opgevoerde getuige stelt dat hij tot helemaal niets in staat moet zijn geweest. Nadat hij met behulp van Cobains tante een interessante reconstructie van diens geplaagde jeugdjaren heeft opgevoerd, waarbij een door Kurt als kind gezongen versie van het themaliedje van The Monkees door merg en been gaat, verdiept Broomfield zich in de relatie tussen Cobain en Love, een relatie die volgens een getuige op farmaceutische basis gestoeld was. De jeugd van Love komt al even onthutsend uit de verf als die van haar echtgenoot: haar vader, die het drama schaamteloos ten gelde probeert te maken met zijn boek ‘Who killed Kurt Cobain?’, bekent zonder blikken of blozen dat ze zo’n onhandelbaar kreng was dat hij pitbulls in huis nam om de goede orde te bewaken.
En dat is slechts het topje van de ijsberg, werkelijk niemand heeft ook maar een goed woord voor Courtney Love over. Aangespoord door op Internet circulerende complottheorieën onderzoekt Broomfield de mogelijkheid dat Love op een of andere manier verantwoordelijk is voor de dood van haar man. Er komen nogal wat onbetrouwbare getuigen aan het woord, waarbij punkzanger El Duce de kroon spant. Dronken en gewapend met een vliegenmepper verklaart de idioot dat Love hem 50.000 dollar bood om Kurt om te leggen. Broomfield gelooft hem niet, waarop zijn gesprekspartner stelt dat de integriteit van de filmmaker ook best in twijfel mag worden getrokken. Die zit.

Joker
Via veel omwegen komt Broomfield tot de conclusie dat alle complottheorieën op los zand gebouwd zijn, maar hij weet wel duidelijk te maken dat Courtney Love een bijzonder manipulatief loeder is. Telefonisch geuite bedreigingen aan het adres van een biograaf spreken boekdelen, de manier waarop MTV door Love’s advocaten gedwongen werd de participatie in de film te staken is ook maar voor één interpretatie vatbaar, en een ontsporend interview van een Amerikaanse tv-journaliste met Love is even veelzeggend. En daarom is de uiteindelijke confrontatie van Broomfield met Love meer dan een narcistische poging van de maker om de hoofdrol van dit merkwaardige exposé naar zich toe te trekken. Love is uitgenodigd als spreker op een gala van de ACLU, de American Civil Liberties Union, een vereniging die strijdt voor het behoud van burgerrechten, waaronder het recht op vrijheid van meningsuiting. Tijdens het gala beklimt Broomfield het podium om aandacht te vragen voor Love’s pogingen de persvrijheid te beteugelen. Dat hij na zijn uitspraken meteen wordt verwijderd maakt de hypocrisie nog schrijnender dan eerder bij Thatchers bezoek aan het holocaust-museum het geval was. De ACLU neemt de duivel in bescherming en staat nu publiekelijk voor joker, en dat is goed. Temeer daar de advocaten van Love er het afgelopen jaar alles aan gedaan hebben om Broomfields film uit roulatie te krijgen, zonder daarbij overigens veel resultaat te boeken.
Minder geslaagd zijn de momenten waarop Broomfield de Willibrord Frequin uithangt. In een volstrekt gratuit moment loopt hij bijvoorbeeld met draaiende camera een kantoorgebouw binnen om uit te zoeken of het waar is dat Cobain vanuit een naburig pand regelmatig kogels in de gevel schoot. Hij wordt tegengehouden en loopt met enig misbaar weg. De scène voegt helemaal niets toe, maar laat alleen zien dat niet iedereen blij is wanneer men ongevraagd gefilmd wordt. Dit soort scènes kenmerken veel recente Broomfield-films en werpen een smet op zijn werk, zeker bij Kurt & Courtney. Enerzijds profileert de filmer zich hier als voorvechter van de persvrijheid, anderzijds lapt hij met de overvaltechniek het recht op privacy herhaaldelijk aan zijn laars. In Kurt & Courtney huurt hij zelfs twee zelfverklaarde stalkerazzi’s in om Love te grazen te nemen. Waar de leden van de ACLU, buiten het oliedomme Love-incident, dermate principieel met burgerrechten omgaan dat ze rechtsbijstand aan Ku Klux Klan-leden verlenen, meet Broomfield met twee maten: de persvrijheid is onaantastbaar, maar op zoek naar een goed verhaal is ineens alles geoorloofd. Het is dezelfde kromme redenering die de aanpak van Frequin en Storms kenmerkt.
Het siert Broomfield dat hij de kritiek op zijn eigen integriteit bij monde van die rare El Duce in zijn film opneemt, zoiets zouden zijn tegenhangers van de commerciële tv-zenders nooit doen, zoals het hem ook siert dat hij het hele filmproces open en bloot weergeeft. Door die transparante aanpak kan de kijker een eigen mening vormen, niet alleen over de geportretteerden, maar ook over die man die hardnekkig tegen gesloten deuren aan blijft lopen, om dan maar een straat verder een verhaal te gaan zoeken.

Bart van der Put

Tijdens IDFA is een retrospectief van Nick Broomfields oeuvre te zien.