Kurai kurai — Verhalen met de wind

Tuimelende takkenbossen

Kurai zijn tuimelende takkenbossen die in Kirgizië hun oor te luisteren leggen bij de mensen die ze op de kale steppen tegenkomen. Marjoleine Boonstra zag personages in de ontwortelde takken.

Soms kun je je ineens verbazen dat iets zo netjes klopt. Neem beeldspraak. De natuur is hoofdleverancier van metaforen die vaak ontzettend treffend zijn. Wie de natuur letterlijk neemt en puur als fenomeen bestudeert heeft een heel andere blik op wind, groei en verval, dan de poëtisch ingestelde wandelaar. Die ziet in een dode takkenbos het hele leven vervat.

In de speelfilm Kurai kurai heeft die laatste blik duidelijk de overhand. De rollende takkenbossen worden in Kirgizië (waar de film zich afspeelt) kurai genoemd, in Amerika noemen ze het tumbleweed. Je hoeft maar één gedachtesprongetje te maken en je ziet geen dode takken voorbijrollen maar levende wezens die hun oor te luisteren leggen bij de nomaden die ze toevallig tegenkomen. Het kost vaak weinig moeite om in iets wat beweegt iets menselijks te zien.

De film helpt de kijker bij het maken van een metaforisch sprongetje met uitspraken als deze: "Als de kurai zijn wortels loslaat, begint het echte leven pas" en "leef als een kurai door je met wind mee te laten voeren." De kurai is in Boonstra’s bijzonder mooi geschoten speelfilmdebuut een levend wezen met een moraal waar we nog wat van kunnen opsteken: "De kurai neemt wat goed is voor zichzelf en geeft wat goed is voor de anderen."

Je zou zo’n sprongetje van takkenbos naar levensles, van feit naar beeldspraak, sublimatie kunnen noemen. Een term die zelf ook op twee manieren gelezen kan worden: in de natuurkundige betekenis — de directe overgang van een stof uit de vaste fase naar een gasvormige fase — of de poëtische: je maakt van een vast voorwerp een betekenisvol idee. De menselijke neiging om overal een coherent verhaal van te willen maken, ligt vast ten grondslag aan die dubbelsporige blik.

Kurai kurai is het speelfilmdebuut van Marjoleine Boonstra, die een jarenlange staat van dienst heeft als documentairemaker en fotograaf. Haar film speelt zich af in een uitgedroogd, wit uitgeslagen landschap waar het al meer dan vierhonderd dagen niet heeft geregend. Geen grassprietje kan hier doorheen breken. Soms sneeuwt het katoen. In plaats van een meteorologische verklaring voor de droogte wordt er een verhaal van gemaakt: de boosdoener is een rouwende vrouw die haar tranen onttrok aan de regen. Het is een vorm van ‘emblematisch denken’: je ziet de natuur als een enorme grabbelton vol tekens en metaforen, een parallelle wereld met betekenissen die erom vragen onthuld te worden. Het helpt ons om het leven op een hoger plan te brengen. Maar de kans is groot dat die betekenissen toch vooral imaginair zijn.