Kumaré
Nepgoeroe

Kumaré
In de voetsporen van Borat en Michael Moore doet de Indiaas-Amerikaanse regisseur van Kumaré zich voor als nepgoeroe om spiritueel leiders te ontmaskeren.
De Indiaas-Amerikaanse Vikram Gandhi kan er niet meer tegen: hippe blanke Amerikanen die hun heil zoeken in yoga, yogi’s en goeroes. Een halfbakken versie van de spiritualiteit van zijn cultuur dus, waar Singh als kind juist om gepest werd en hardhandig afstand van probeert te nemen.
En dus gaat de regisseur op een missie om deze belachelijkheid te ontmaskeren. Om te beginnen treedt hij in de voetsporen van Michael Moore (Bowling for Columbine) en Morgan Spurlock (Super Size Me): activistisch filmmaken. Hij bezoekt een reeks zelfbenoemde spiritueel leiders, zowel in Amerika als India. Deze mannen (ja, het zijn altijd mannen) en hun makke volgers neemt hij ogenschijnlijk serieus, maar in de montage legt hij de absurditeiten van hun gekozen levensstijl bloot.
Verder gedesillusioneerd door deze ontmoetingen gaat Singh een stap verder – achter Sacha Baron Cohen (Borat/em>) aan, door zélf een goeroe te worden. Immers, zo stelt hij zelf in zijn voice-over: "Als ik het kan, bewijst dat dan niet dat iedereen het kan?" En dus wordt hij de doelbewust clichématige goeroe Kumaré: hij laat haar en baard uitgroeien, ruilt zijn spijkerbroek in voor een rood gewaad en wisselt zijn Amerikaanse tongval in voor het zware accent van zijn oma. Hij trekt van woonplaats New Jersey naar woestijnstad Phoenix, waar niemand hem kent, en begint zijn queeste om volgers te vinden.
Dat is het punt waar Kumaré van een wat luie Borat-kloon ombuigt naar iets interessanters. Want Kumaré vindt inderdaad volgers, maar het blijken geen makke schapen. In plaats daarvan vindt Singh echte mensen met echte problemen die echte troost halen uit zijn opzichtig gekunstelde spiritualiteit (waarin hij steeds maar weer vooropstelt dat hij een faker is) en absurde yoga-moves. En Singh is lang niet zo meedogenloos als Cohen: hij worstelt met de verantwoordelijkheid waar zijn grap hem mee heeft opgezadeld.
Dat proces vormt uiteindelijk het hart van deze documentaire, zowel narratief als emotioneel. Singh schuwt de platitudes niet in zijn accentloze voice-over ("De grootste leugen die ik ooit vertelde, werd de grootste waarheid die ik heb ervaren"), maar het fascinerende zijn juist de kleine kernen van waarheid die daar steeds in blijken te schuilen.