Kleine Teun

Zomer in de polder

De franje is verdwenen. Niet langer voegt Alex van Warmerdam scènes toe omdat ze er zo leuk uitzien, zoals in Abel en De Noorderlingen. Ook laat hij de plot niet meer alle kanten op dwarrelen, zoals in De jurk. In Kleine Teun is alles noodzakelijk en alles op zijn plaats. De meest opmerkelijke vernieuwing betreft de personages: voor het eerst gaat het om mensen van vlees en bloed, mensen met gevoelens en geheimen. Kleine Teun is niet alleen de beste film van Van Warmerdam tot nu toe, het is zijn eerste echt goede film.

“Jullie liefde is fris. Gaan rotten moet hij, die liefde”, zegt Keet tegen haar echtgenoot Brand, halverwege Kleine Teun. De weg naar rotten loopt via rijpen, dus schroomt Keet niet om de liefde tussen Brand en Lena een beetje op te porren. De strategie-met-dubbele-bodem is gevaarlijker dan Keet denkt, ze weet niet half wat ze zich op haar hals haalt. Eerder had Keet Lena zelf uit de stad naar de eenzame boerderij in de polder gehaald. Als privé-lerares moest ze Brand leren lezen en schrijven, zodat Keet niet langer de ondertitels van de tv hoeft voor te lezen. Brand houdt van Keet, maar Keet is een “oud meisje” en Lena is een “nieuw meisje”, dus daar komen moeilijkheden van. In en rondom de kleine boerderij met het weidse uitzicht ontstaat een gecompliceerde driehoeksverhouding waar niemand gelukkig mee is. Een fatale ontknoping is onvermijdelijk.

Kleine Teun is gebaseerd op het gelijknamige toneelstuk van Van Warmerdam uit 1996. Ook in het toneelstuk werd Keet gespeeld door Annet Malherbe en Lena door Ariane Schluter. Van Warmerdam trotseerde adviezen uit zijn omgeving en nam voor de film de rol van Brand over van Kees Hulst. Representatief voor Van Warmerdams krachtige schrijfstijl is de volgende dialoog uit het toneelstuk. De dialoog komt in de film niet voor, de bijbehorende tragiek is volop aanwezig.

Brand — Godverdomme. Dit is toch geen leven zo?
Keet — Jij had me moeten bevruchten toen ik mijn eierstokken nog had, dan hadden we nu een zoon gehad. Dan was alles anders geweest. Hoe kunnen mensen geen kinderen willen? Alleen al de geur die in dit huis hangt.
Brand — Wat voor geur?
Keet — De geur van een kinderloos echtpaar. Die geur die iedere bezoeker al bij de voordeur rechtsomkeert doet maken.
Brand — Verdomme Keet. Ik ben vrolijk geboren, maar het is wel erg moeilijk dat te blijven. Een lachebekje was ik. Zie jij een lachebekje?
Keet — Nee, ik zie geen lachebekje.
Brand — Maak mij dan vrolijk. Zet mij dan in beweging.

Wereldvreemde zoon
De enige keer dat ik Alex van Warmerdam heb gesproken ging het binnen tien minuten mis. Er is als journalist niet zo gek veel voor nodig om Van Warmerdams wantrouwen te wekken, maar in dit geval was zijn verontwaardiging wel te begrijpen. Tijdens een interview naar aanleiding van De jurk vroeg ik of hij zijn personages serieus neemt. Pissig vroeg hij op zijn beurt waar die vraag vandaan kwam, waarom ik daar aan twijfelde en of ik soms dacht van niet. Zijn wantrouwen was terecht. Abel, De Noorderlingen en De jurk hebben mij nooit kunnen overtuigen omdat ik moeite had met het karakter van de personages. Om bij de rollen van de maker te blijven: de wereldvreemde zoon die vliegen in tweeën wil knippen, de eenzame postbode die andermans brieven leest en de gefrustreerde conducteur die vrouwen achtervolgt, ze deden me weinig. Net als de overige personages in de eerste drie speelfilms zijn ze zonder betekenis of diepgang. Eenduidige typetjes zijn het, wiens handelen door de maker bij voorbaat tot in detail is uitgedacht.

Tussen Abel uit 1986 en De jurk uit 1996 verschoof de toon van komisch naar grimmig, maar voor de relatie tussen Van Warmerdam en zijn personages had dat geen gevolgen. In Abel werd de nuance gehinderd door het verlangen naar luchtigheid. De enige mogelijk ontroerende scène in de film, die waarin moeder Duif uit het raam dreigt te stappen en vergeefs een beroep doet op haar man en zoon om haar tegen te houden, wordt afgekapt door een slapstick-scène waarin vader, zoon en hun beider geliefdes rond de tafel achter elkaar aan rennen. Ten tijde van De jurk was van komedie geen sprake meer, maar ook die personages kwamen nimmer tot leven. Ze waren slechts pionnen die om hen zichtbaar onduidelijke redenen een grillig parcours moesten afleggen dat de filmmaker had uitgestippeld. Hun schetsmatigheid en gebrek aan motivatie maakte emotionele betrokkenheid van de kijker onmogelijk.

In Kleine Teun is die betrokkenheid geen enkel probleem. Voor het eerst zijn de personages in een Van Warmerdam-film werkelijk interessant. De verklaring geeft de maker in een interview met de Groene Amsterdammer: “Er valt in mijn werk meestal niet veel te raden. Wat je ziet, dat is het. Maar dit keer zijn er geheimen.” Inderdaad, en degenen die daar het meest van profiteren zijn de personages. De driehoek tussen Keet, Brand en Lena wordt getekend door verborgen motieven, valse informatie en sluwe spelletjes. Die dubbelzinnigheid maakt hen geheimzinnig, er ontstaat spanning door dingen die worden verzwegen. In het bescheiden bestek van die drie mensen is niet altijd duidelijk wie welke gevoelens koestert, wie de ander doorziet en hoe dat verschuift. Voor het eerst mag de kijker meedenken en hoeft hij zich niet langer te beperken tot mooi gecomponeerde plaatjes kijken. Van Warmerdam is eindelijk filmer in plaats van schilder.

Hoge zwarte schuur
Wat niet wegneemt dat vormgeving nog steeds een cruciale rol speelt. De personages hebben de sprong gemaakt naar het rijk der levenden, de omgeving blijft even kunstmatig als voorheen. De combinatie werkt uitstekend: het verhevigde realisme van het drama sluit naadloos aan bij de lichte vervreemding en de stilering van de locatie. Na de minder goed bevallen ervaring van De jurk om de studio te verlaten en te werken met bestaande locaties, betekent Kleine Teun een terugkeer het creeëren van een eigen, geïsoleerd wereldje. Alleen gebeurt dat nu minder nadrukkelijk. Het straatje van De Noorderlingen was hinderlijk zelfgenoegzaam in zijn kale lelijkheid, de nagebouwde boerderij van Kleine Teun is dienstbaar aan het verhaal. Het is de eenheid van plaats en niet de koketterie van de art director die ons zo vertrouwd maakt met het interieur van drie naast elkaar geplaatste deuren en het rooster in de wc-deur, de auto’s en de hoge zwarte schuur op het erf, de leegte van de polder rondom.

Met slechts enkele uitstapjes buiten de boerderij – naar kerk, supermarkt en visstek – doet de film geen nadrukkelijke poging om zich te onderscheiden van het oorspronkelijke toneelstuk. Toch wordt de associatie met toneel nergens gewekt en staat Kleine Teun als film volledig op zichzelf. Van Warmerdam onthoudt zich nog steeds van een filmische verworvenheid als de close-up en laat Marc Felperlaan nog steeds geen rare dingen doen met de camera, maar zo statisch als de voorgaande films oogt het niet meer. Ironisch genoeg deden de films die voortkwamen uit oorspronkelijke scenario’s meer aan toneel denken dan de film die voortkomt uit een toneelstuk. Kleine Teun oogt meer als film, ‘soepeler’. Waar dat precies aan ligt, is moeilijk te zeggen. Wellicht heeft het te maken met het meeslepende drama, dat de aandacht afleidt van de eenheid van plaats en de handeling voortstuwt.

Heuse tragedie
Meeslepend drama was niet bepaald de inzet van Abel, De Noorderlingen en De jurk. Belangrijker waren de afzonderlijke scènes, veelal zichtbaar ontstaan uit een visueel idee. Van Warmerdam is nu eenmaal meer een verbeelder dan een verteller. Meteen na het voltooien van De jurk was hij zich hiervan bewust, getuige een interview in de Filmkrant uit die tijd: “Mijn films hebben ook iets stugs en onvoltooids in hun manier van vertellen. Net als bij De Noorderlingen is het einde van De jurk niet echt lekker, een beetje verwrongen. Het lekkerste deel zit in het midden, daarna wordt het steeds kleiner, steeds stiller. Dat is niet ideaal, maar zo heeft de film zich opgedrongen. Dus zo moet hij zijn.”

De vernieuwing van Kleine Teun is de concentratie op het drama, de dwingende manier waarop de gebeurtenissen zich ontvouwen. Niet langer worden er tal van zijlijntjes uitgezet of duiken er allerlei bijfiguren op, alleen het noodlotsdrama van Keet, Brand en Lena is van belang. En dat drama wordt zo effectief verteld dat de kijker aanvankelijk nog denkt dat hij te maken heeft met een ‘onschuldige’ Van Warmerdam, maar geleidelijk wordt meegesleurd in een heuse tragedie met echte emoties.

Te midden van zijn andere talenten – bij Kleine Teun heeft hij de muziek overgenomen van de vaste componist, broer Vincent – krijgt het schrijversschap van Van Warmerdam weinig aandacht. Ten onrechte, hij schrijft schitterende dialogen met veel gevoel voor ritme en timing. Tot nu toe stelde hij dat vooral ten dienste van sketches-achtige scènes met droge, absurde humor. In Kleine Teun vormen de dialogen een hechte eenheid, waarbij de compacte zinnetjes elkaar in hoog tempo afwisselen. Onder bijna al die schijnbaar simpele, neutrale zinnetjes ligt de treurigheid verscholen, soms krijgt de schijnbare eenduidigheid een poëtische wending.

Keet — Ben je in een goed humeur als ik thuiskom? Ik ben heel gelukkig vandaag. Ben jij het dan ook?
Brand — Ja. Als je thuiskomt.
Keet — Ben je nu niet gelukkig?
Brand — Nee. Maar ik heb de hele dag nog.
Lena — Ik zal hem wel helpen.
Keet — Waarmee?
Lena — Vandaag gelukkig te worden.

Niet in het toneelstuk en wel in de film zit een heel mooi dialoogje, even eenvoudig als veelzeggend. Brand heeft een afspraak gemaakt met Lena om elkaar in de kerk te ontmoeten, maar moet een smoes verzinnen voor Keet om het huis te verlaten. Gelukkig is hij bezig een tuinkabouter te restaureren.

Brand — Ik moet verf halen voor de kabouter.
Keet — Brand, het is Pasen.
Brand — Bij Bleeker kan ik achterom.

“Bij Bleeker kan ik achterom”, kan het oergevoel van het Hollandse platteland raker worden getroffen dan door dat ene zinnetje? Is er een beter symbool denkbaar voor een land dat eigenlijk een dorp is? Alle vaderlandse kneuterigheid, kleinschaligheid en benauwdheid van de voorgaande films van Van Warmerdam komt samen in dat zinnetje. Alleen was het in Abel, De Noorderlingen en De jurk sarcastisch bedoeld, gericht op een lach. In Kleine Teun klinkt het liefdevol, bedoeld om een gevoel over te brengen. Bij Bleeker kan ik achterom. Zomer in de polder.