JOHAN PRIMERO
Zijn eigen paradijs
De Spaanse Johan rijdt rondjes om het stadion van Barcelona, zodat zijn Barça niet verliest, in deze energieke, persoonlijke film van voorheen reclamemaker Johan Kramer.
Als je de term ‘road movie’ hoort, zie je lange wegen door wijdse vlaktes voor je. De open weg, grote Amerikaanse auto’s, kale landschappen, een doel en een bestemming. Het Spaanstalige johan primero van de Nederlandse regisseur Johan Kramer is een road movie zonder al die elementen. Niks geen comfortabele asfaltvreter: de dikkige veertiger Johan Puig (José Luis Adserías), eigenlijk Juan, rijdt in een haast antieke 2CV, geverfd in de kleuren van ‘zijn’ FC Barcelona. En hier geen open wegen of landschappen: Johan rijdt om het stadion van zijn club, dagelijks minstens vijftig keer, opdat zijn team niet zal verliezen.
Een doel is er dus nog wel: Barça moet winnen. Maar een bestemming heeft Johan niet; hij rijdt gewoon zijn rondjes. Wel heeft hij wat reisgenoten, min of meer: hij drinkt dagelijks zijn koffie bij cafébaas Jorge, luistert naar de wijze lessen van Señor Suarez en doet zijn boodschappen bij de lieftallige Doris. Ondertussen creëerde hij in zijn auto een eigen paradijsje, waar nooit meer uit komt: zijn siësta houdt hij in de garage van de gebroeders Ramirez, de kapper knipt vanaf de achterbank en hij laat zijn pizza’s op de motorkap bezorgen. Totdat (voelt u hem aankomen?) hij de springerige Paquita (Aurora Cayero) tegen het lijf rijdt, die bij een stoplicht zijn voorruit gaat staan wassen. Dan wordt johan primero, zijn maffe hoofdfiguur en idiosyncratische details ten spijt, gewoon een verhaal van een jongen die een meisje ontmoet en door of voor haar langzaam uit zijn schulp kruipt.
Bijrijder
Een energiek verteld verhaal, dat wel, in ouderwets warme tonen — de film werd gedraaid op een oude Bolox 16mm-camera. Regisseur/scenarist Johan Kramer was tot 2005 de helft van het vermaarde reclamebureau KesselsKramer, en werkt nog steeds veel als commercialregisseur. johan primero draagt de stilistische sporen van dat metier, niet in de zin van de gelikte visuele krachtpatserij van een regisseur als Tony Scott (the taking of pelham 1-2-3) maar op een bescheidener, functioneler manier. In de puntige montage, bijvoorbeeld, die vooral het eerste deel van de film typeert, waarin Johan’s dagelijkse rondgang in al zijn repeterende glorie centraal staat. Of in de atypische keuze om bij dialoogscènes de sprekers recht in de camera te laten spreken, wat deze scènes een prettige directheid geeft.
Als Johan door de stad rijdt, wordt hij consequent vanaf de bijrijderstoel gefilmd. De stoel blijft verder leeg; zelfs als Johan zijn moeder vervoert, kruipt ze met veel moeite achterin. De lege plek krijgt pas laat in de film betekenis, als duidelijk wordt waar Johans fascinatie met Barça en met Johan Neeskens — voor hem Johan Primero, en niet Johan Secondo achter Cruijff — vandaan komt. Daar zit voor Kramer ook het autobiografische, vermoed je als kijker: net als Juan veranderde hij als kind zijn naam als eerbetoon aan Neeskens, van Jan naar Johan.
Joost Broeren