Jodorowsky’s Dune

The greatest science fiction film never made

Jodorowsky’s Dune

De kolossale verfilming van scifi-epos Dune door filmmaker-sjamaan Alejandro Jodorowsky faalde. Hoe fantastisch het had kunnen zijn is te zien in de documentaire Jodorowsky’s Dune, winnaar van de publieks­prijs op het afgelopen Imagine filmfestival. Een vurige ode aan artistieke ambitie.

“Ik wilde een profeet creëren die de jeugd zou veranderen. Dune will be the coming of the God!” Nee, aan ambities ontbrak het Alejandro Jodorowsky niet. Zijn heilige missie: het verfilmen van de sciencefictionklassieker Dune tot een psychedelische en spirituele space opera, zonder enige creatief compromis. Een onmogelijke taak voor de excentrieke Chileense cultregisseur, zeg je achteraf. Maar wat was hij dichtbij, laat deze documentaire van Frank Pavich zien, en wat zou het een trip zijn geworden.

Begin jaren zeventig waren films nog geen franchises en verhalen geen properties. De jeugd spuugde op gelikte studioproducties en kickte op rauw, persoonlijk en origineel. En als Blow Up (1966) en Night of the Living Dead (1968) de kassa’s deden rinkelen, kon alles een hit worden. Zo kon Alejandro Jodorowsky een cultster worden. Een Chileen die mime had gestudeerd bij Marcel Marceau in Parijs en in Mexico avant-gardetheater had gemaakt. In 1970 scoorde ‘Jodo’ een dikke hit met El topo: een surrealistische en bloederige psycho-western waarin hij zelf de hoofdrol speelde. Blowende hippies kregen er geen genoeg van. Zijn volgende project was nog groter, geschifter, plotlozer: The Holy Mountain (1973). Ook een succes, vooral in Europa. Het was dan ook een Franse producent, Michel Seydoux, die Jodorowsky carte blanche gaf voor zijn nieuwe project. Jodorowsky koos voor Dune, Frank Herberts sciencefictionepos — ook al had hij er geen bladzijde van gelezen.

In het hypercomplexe Dune cirkelen tientallen personages, adellijke huizen, planeten en plotlijnen rondom Melange: een stof die het bewustzijn vergroot en tijd-ruimtereizen mogelijk maakt. Good stuff, dus. Zittend in zijn werkkamer vertelt Jodorowsky — inmiddels 84 jaar oud maar scherp, grappig en vol vuur — dat Dune het effect van LSD moest veroorzaken. Als een sekteleider vergaart hij de ene na de andere mede-‘spiritual warrior‘, en niet de minste: Pink Floyd, Orson Welles (verleid met de belofte van een privé-chef), Mick Jagger, Salvador Dali (op voorwaarde dat er een brandende giraffe zou zijn).

Zijn belangrijkste kompaan is Moebius, pseudoniem van Jean Giraud en Frankrijks beste (strip)tekenaar. Later zouden ze samen de klassieke strip De Incal maken. Moebius was mijn camera, zegt Jodo: hij tekende alle 3.000 (!) shots van de volledige film. Het twee vuisten dikke storyboard wordt in de documentaire tot leven gewekt met subtiele 3D-animaties, net als de waanzinnige ruimteschepen van Chris Fodd en de machinale-­monsterdecors van H.R. Giger — alle drie werkten vervolgens mee aan Alien. De animaties laten zien hoe het had kunnen zijn: een surreëel, kleurrijk, duister, gewelddadig, speels, psychedelisch en volstrekt uniek universum. Om dat te realiseren kwam special-­effectsmaker Dan O’Bannon (John Carpenters Dark Star, 1974) naar Parijs, want effectgoeroe Douglas Trumball (2001: A Space Odyssey; Blade Runner) was niet spiritueel genoeg. Prachtig zijn de interviews met de lyrische O’Bannon, die huis en haard opgaf om aan Dune te werken.

Maar dan komt de harde realiteit: geen enkele studio durft het aan. Prachtige designs, zeker, raar verhaal, ok, maar: idiote regisseur en veel te duur. Het budget was geraamd op 15 miljoen dollar, destijds een immens bedrag. Ter vergelijking: Jaws was begroot op 4 en Star Wars op 8 miljoen. De ambitie was net zo groot als de naïviteit, zeg je achteraf. Of als zijn ego. Maar Jodo zelf kijkt onverbitterd terug. “You have to fight to be immortal. If you fail, it is not important.” En, nog mooier: ook als iets alleen bestaat als een droom, bestaat het.


Jodorowsky’s Dune is verkrijgbaar op dvd en blu-ray.