Inshallah a Boy

Patriarchale wurggreep

Inshallah a Boy

In dit knappe, waarachtige speelfilmdebuut komt een Jordaanse moeder in de knel als zij ineens weduwe wordt.

Nawal (Mouna Hawa) en Adnan (Muhammad Suleiman), de trotse ouders van dochtertje Nora, proberen al enige tijd zwanger te worden van een tweede kind. In de duistere openingsscène van Inshallah a Boy (Inshallah walad) probeert Nawal in de slaapkamer haar echtgenoot te overreden tot een vrijpartij. Ze is die nacht op haar vruchtbaarst. Maar Adnan is moe, kan het morgen niet weer? Een dag later treft Nawal Adnan overleden aan in bed. Ze is ten einde raad: hoe nu verder? Gelukkig staat haar schoonfamilie dezelfde dag nog op de stoep. Zwager Rifki (Haitham Alomari) drukt Nawal op het hart dat ze haar zullen steunen.

Filmmaker Amjad Al Rasheed laat in zijn speelfilmdebuut al snel doorschemeren dat de steun waarover Rifki het heeft een façade is. Dat begint al met een scène waarin haar schoonzus vertelt dat Nawal zich moet houden aan de rouwregels. Zo mag ze tien dagen het huis niet na zonsondergang verlaten, omdat duivels dan rondwaren. Die mededeling fungeert als het startschot voor nog meer verstikkende misère. Langzaam wordt Nawals relatieve levensvrijheid ingesnoerd door de mannen in haar leven. Rifki (Alomari speelt met verve een vrouwenhater) maakt bovendien aanspraak op Adnans erfenis. Dat betekent dat hij recht heeft op een deel van Nawals appartement en op Adnans pick-uptruck.

Nog schokkender is dat Nawals schoonfamilie haar de voogdij over haar dochter wil ontnemen. Dat is in Jordanië niet ongebruikelijk. Terwijl de kersverse weduwe overdag aan het werk is als mantelzorger bij een rijk Jordaans gezin blijkt Rifki daarop al een voorschot te nemen door Nora af en toe zonder toestemming bij haar oppas weg te halen. De enige uitweg voor Nawal is veinzen dat ze zwanger is; zwanger van een jongetje welteverstaan. Want als ze een zoon krijgt, dan kan Rifki naar de erfenis fluiten – zo werkt dat in het Jordaanse recht.

Een zoon zal haar ironisch genoeg voor even verlossen van de patriarchale wurggreep waarin ze zich bevindt. Al Rasheed baseert zich in Inshallah a Boy op een waargebeurd verhaal. Die waarachtigheid weerklinkt in nijpende scènes, waarin ook legitieme vragen worden gesteld: waarom zou je als vrouw in Jordanië überhaupt trouwen of kinderen krijgen? Het antwoord, zoals een van de personages stelt: “Seks hebben betekent trouwen; trouwen betekent kinderen krijgen.” Vrouwen zitten in die zin “vast in een tredmolen”. Inshallah a Boy is daarvan een grote, beklemmende illustratie.