IN THE NAME OF THE FATHER
Van flierefluiter tot vrijheidsstrijder
Politiek en publiek is in filmland niet zo’n voor de hand liggende combinatie. Politiek kan immers wel spannend zijn, maar is zelden ontroerend, de voorwaarde voor een groot publiek. In the name of the father biedt de combinatie: maatschappelijke betrokkenheid en persoonlijk drama gaan hier hand in hand. Helemaal zonder concessies gaat dat niet, maar de aanpak van Jim Sheridan leidde wel tot een zeer krachtige en meeslepende film. En tot een Gouden Beer in Berlijn.
De opening slaat hard toe. Belfast, begin jaren zeventig. Net als nu was er ook toen al weinig voor nodig om de opgekropte frustraties tot uitbarsting te laten komen. Gerry Conlon verveelt zich; met een stel vrienden struint hij de daken af op zoek naar schroot, met een stuk ijzer doet hij alsof hij gitaar speelt. Britse soldaten, immer op hun hoede, zien in hem een scherpschutter en gaan erachter aan. Gerry slaat op de vlucht, ondertussen een sneeuwbal van reacties veroorzakend. Het anti-Britse sentiment wordt onmiddelijk gemobiliseerd: in een mum van tijd is het misverstand uitgegroeid tot een gewelddadige demonstratie en staat de hele wijk op z’n kop.
Op spectaculaire wijze sleurt Sheridan de kijker zijn film binnen. Binnen tien minuten introduceert hij de periode, de plaats, de omstandigheden en zijn hoofdpersoon. Dankzij die hevige opening weten we meteen waar Gerry Conlon staat: nergens. Gerry Conlon is een non-politieke branieschopper, een jonge Ier, werkloos en verveeld. Niet uit overtuiging, maar uit behoefte aan een verzetje staat hij de boel op te ruien. Fanatisme is hem vreemd, met de IRA heeft hij niets te maken.
Toch werd Gerry Conlon, samen met drie anderen, op 22 oktober 1975 veroordeeld wegens bomaanslagen op twee pubs in Guildford, vlakbij Londen, een jaar eerder. Vijf mensen kwamen daarbij om het leven, velen raakten gewond. Veertien jaar later werden de ‘Guildford Four’ vrijgelaten, nadat hun onschuld alsnog was bewezen en de fouten in de rechtsgang waren aangetoond. In the name of the father gaat over een van de grootste blunders van het Britse rechtssysteem. Tevens gaat het over de persoonlijke ontwikkeling van Conlon en diens strijd om erkenning.
Heroïsch
Het onderwerp leent zich uitstekend voor Jim Sheridan. De Dubliner debuteerde in 1989 met My left foot, twee jaar later gevolgd door The field. Beide films zijn geworteld in het recente Ierse verleden. In the name of the father is zonder twijfel gemaakt vanuit het Ierse perspectief, het perspectief van het slachtoffer. De andere kant komt er niet best van af en net als destijds bij Hidden agenda van Ken Loach is de Britse pers niet onverdeeld enthousiast over de manier waarop hun juridische en politieke stelsel wordt afgebeeld. Hoe had Sheridan het anders moeten doen? Het verhaal van Conlon is absurd, gruwelijk en heroïsch. Het betreft hier nu eenmaal onrecht met hoofdletters. Men kan moeilijk verwachten dat Sheridan die dramaturgische kwaliteiten terzijde zou leggen, omwille van nuancering die in werkelijkheid ontbrak. Wat valt er te nuanceren aan met geweld afgedwongen bekentenissen, achtergehouden bewijsvoering en het moedwillig vasthouden van onschuldige mensen? Als er één zaak is die zich leent voor onverbloemde politieke stellingname is het deze wel.
In nauwe samenhang met de politieke lijn presenteert Sheridan het persoonlijke verhaal van Gerry Conlon en zijn vader. Tegelijk met zijn zoon, en even onschuldig als hij, verdween Guiseppe Conlon achter tralies. Hij kwam niet meer vrij: hij overleed in 1980. Het grootste deel van de film speelt zich af in de gevangenis en concentreert zich op de veranderende relatie tussen vader en zoon. Hier permitteert Sheridan zich enige romantisering: in werkelijkheid zaten de Conlons niet bij elkaar in de cel. De ingreep is nodig om te kunnen ontroeren, met sterke duetten tussen vader en zoon en de emotionele groei van de zoon. Zoals de titel al suggereert wordt Conlons strijd hier wel erg heroïsch: na het overlijden van zijn vader richt Gerry zich volledig op diens postume rehabilitatie, meer nog dan op zijn eigen vrijlating. Pas door de gedeelde gevangenschap ontdekt Gerry de wijsheid en berusting van zijn vader, eigenschappen die hij voorheen minachtte als zijnde slap en karakterloos. Gaandeweg hecht Sheridan steeds meer belang aan deze lijn, de juridische afloop van de zaak doet hij af in enkele minuten af.
Werdegang
Ondanks deze geromantiseerde knieval naar een breed publiek behoudt In the name of the father toch tot het einde het hoge niveau van de opening. Sheridan voert een vaardige, nimmer haperende regie en stopte het scenario vol met goede bijrollen en spannende gebeurtenissen in de gevangenis. De zeer Ierse soundtrack, met muziek van Bono en Sinéad O’Connor, verdient een speciale vermelding. De grootste prestatie is echter het fantastische spel van Pete Postlethwaite als Guiseppe en Daniel Day-Lewis als Gerry Conlon. Day-Lewis is zeer indrukwekkend in zijn Werdegang van onbezonnen flierefluiter tot zelfbewuste en geëmancipeerde vrijheidsstrijder. Waar Emma Thompson in elke rol op de proppen komt met haar olijke maniertjes, weet Day-Lewis met even veel overtuiging een 19e eeuwse aristocraat (The age of innocence) als een Ierse proletariër te vertolken. Als het niet al een rechtvaardige strijd was, dan had het spel van Day-Lewis me er van overtuigd.
Mark Duursma