I AM THE VIOLIN

Die eeuwige glimlach

  • Datum 01-12-2010
  • Auteur
  • Gerelateerde Films I AM THE VIOLIN
  • Regie
    Paul Cohen
    Te zien vanaf
    01-01-2004
    Land
    Nederland
  • Deel dit artikel

Paul Cohen (foto: Angelique van Woerkom)

Het schijnt dat de Poolse Ida Haendel op haar derde zomaar ineens viool kon spelen. I am the violin toont de nu ruim tachtigjarige diva der violisten, die met schoothond ontbijt voor de televisie.

‘Bijna niemand kent Ida Haendel’, vertelt regisseur Paul Cohen, ‘haar carrière is niet gelopen zoals ze eigenlijk verdiend heeft. Door de oorlog, maar ook door haar vader. Hij zat er altijd bij en dat schrikte managers af. Zo’n vijftien jaar geleden stierf hij en vanaf dat moment warmt ze haar eigen prakkie op.’
Haendels vader — in I am the violin aanwezig via een portretfoto waarop hij streng in de lens kijkt — wilde zelf beroemd violist worden maar werd gedwarsboomd door zijn vader. Ida’s zus Alice speelde als kind viool maar bleek geen talent. Ida wel, en voor vader werd haar carrière en succes een verlengstuk van zijn ambitie en zijn frustratie. Volgens Cohen heeft dat een enorme druk uitgeoefend op de psyche van Ida Haendel. Stof voor een portret.
‘Muzikanten, maar ook topsporters en acteurs hebben te maken met carrièreplicht. Iets moeten doen waarin je uitblinkt, schept een enorme druk die dramatische vormen kan aannemen. Zo ook het geval Ida Haendel. Haar verhaal, zoals ik het een paar jaar geleden las in haar autobiografie Woman in violin, interesseerde me om die reden.’ Zelf zegt Ida in de film dat ze niet onder haar vader en haar geïsoleerde jeugd geleden heeft. Cohen: ‘Ken je de term cognitieve dissonantie? Ida idealiseert haar vader en dat is haar manier om ermee te kunnen leven. Als zij haar vader ooit had aangevallen was ze misschien wel getrouwd geweest, had ze haar viool op de tweede plaats gezet. Ze was dan misschien ook een volwassener persoon geworden.’
Nu zag Cohen, gedurende de maanden dat hij haar volgde naar concerten en in het dagelijks leven, een vrouw die veel aandacht had voor de buitenkantjes, voor ‘haar appearance’. Moeilijk om daar een portret van te maken, zo bleek. ‘Die eeuwige glimlach maakte het moeilijk om een balans in haar persoonlijkheid te krijgen, ik had steeds het gevoel dat je haar niet ‘echt’ zag. De montage was niet eenvoudig en ik had voor de eerste keer het gevoel dat het misschien wel niet goed zou worden.’ De film toont inderdaad twee Haendels: de diva die staande ovaties krijgt, maar ook een eenzame dame die aankomt op vliegveld Cleveland en zich afvraagt: ‘Where is the meeting committee?’

Rommelkamer
Cohen had zo zijn methoden. De film kent een paar gestolen scènes waarin Ida niet weet dat ze gefilmd werd. Als ze naar haar eigen opname uit 1943 luistert bijvoorbeeld, en zichtbaar geraakt is. ‘Ida had geen flauw benul wat wij onder een documentaire verstaan. Geen mooi belichte interviews.’ Over de scène waarin de camera inzoomt op Haendels met tientallen uitbundige jurken volgestopte kledingkast zei Ida tijdens de montage: ‘Nee, dat kun je toch niet doen zeg, dat is een rommelkamer, daar ga je toch niet filmen!’
Volgens Haendel is haar uiterlijk haar carrière niet ten goede gekomen. Keer op keer benadrukt ze de schoonheid van haar zus. ‘Met míjn vioolspel en háár gezicht had ik de wereld veroverd.’ De vergelijking toont de scheve verhouding tussen Ida en Alice, een belangrijk thema in I am the violin. Cohen: ‘Het was mijn bedoeling dat haar zus een belangrijk personage in de film zou zijn. Ida heeft daar al vrij snel een stokje voor gestoken. Ida zei: ‘Mijn zus wil niet gefilmd worden, ze vindt het vreselijk, je moet er mee stoppen. Maar vertel haar niet dat ik dit tegen je gezegd heb.’ Uiteindelijk heb ik haar zus wel gefilmd. Voor de première op het documentairefestival IDFA vorig jaar hebben we Ida het resultaat eerst op haar hotelkamer laten zien. Spannend, want Ida heeft een grillige persoonlijkheid en ik moest voorkomen dat ze boos de zaal uit zou lopen. Maar ze was er helemaal van onder de indruk, ze vond het geweldig. Ook de kledingkast-scène.’

Lotte de Wit