HISTORIAS MÍNIMAS
Terloopse geschiedenissen in Patagonië
Carlos Sorín maakte met Historias minimas een charmante, aangenaam voortkabbelende roadmovie met drie reisdoelen en tal van microscopische verhalen.
Sommige verhalen zijn korter dan een zin, of duren niet langer dan een scène. Het begin, midden of eind ontbreekt, er komt geen pointe, de personages verdwijnen uit beeld eer ze zich goed en wel hebben voorgesteld. Een handvol prikkelende details, en de rest verzin je er zelf maar bij. Pas in je hoofd wordt de zin een roman, de scène een speelfilm.
Met het aangenaam voortkabbelende Historias minimas, zijn eerste speelfilm sinds dertien jaar, vertelt de Argentijnse regisseur Carlos Sorín tal van zulke microverhalen. Over een bakker die in zijn vrije tijd graag een potje worstelt, een echtpaar met een palmkwekerij in de huiskamer, de alomtegenwoordigheid van het televisietoestel in het Argentijnse leven van alledag, en veel meer. Allemaal even ongedwongen gebracht, met amateur-acteurs die zichzelf lijken te spelen. De film ontleent veel van zijn charme aan deze terloopse geschiedenissen, die de ene keer duidelijker gestalte krijgen dan de andere: het hangt er maar net van af hoe lang de drie hoofdpersonages, elk afzonderlijk op weg door het uitgestrekt-vlakke Patagonië, met de bakker of de weduwe van de palmkweker blijven kletsen.
Fonkeljasje
Historias minimas is een roadmovie met drie reisdoelen, drie dromen die uit moeten komen. De bejaarde Don Justo is op zoek naar zijn uit moreel ongenoegen weggelopen hond (een bewuste variant op David Lynch’ The Straight story). De jonge moeder Maria mag meedoen aan een live uitgezonden quiz en handelsreiziger Roberto hoopt zijn favoriete cliènte te versieren via een prachtige verjaardagscake voor haar kind. De hond, de quiz en de vrouw zijn allen te vinden in de havenstad San Julian, waardoor de verhaallijnen herhaaldelijk langs elkaar wrijven, en soms ook in elkaar overlopen. Dat hoort ook zo, in een film die duidelijk is geënt op de bekende Robert Altman- en P.T. Anderson-mozaïeken, met een kloon van de afgepeigerde showmaster-in-fonkeljas uit Magnolia als directe link.
Het mozaïek is alleen niet zo evenwichtig gecomponeerd als zijn Amerikaanse tegenhangers. Sorín vond Don Justo en Roberto blijkbaar interessanter om te volgen dan Maria: zodra de vrouw met de baby onder haar arm naar San Julian is vertrokken verdwijnt ze uit beeld, om pas in de tv-studio weer te worden opgepikt. Haar verhaal, vooral in de beginscènes met wat dialoog aangestipt, blijkt dan toch te minimaal om je tot de laatste dertig minuten nieuwsgierig te houden naar het vervolg. Historias minimas had best zonder Maria gekund.
Positief gezegd, Antonio Debennedicti (Don Justo) en Javier Lombardo (Roberto) kunnen de film gemakkelijk met z’n tweetjes dragen. In de gezamenlijke scènes gaat Lombardo’s geschoolde manier van acteren wonderwel samen met het natuurlijke charisma van non-professional Debennedicti, die door Sorín werd gecast omdat hij zijn oren zo mooi kan laten waggelen. Solerend blijkt Lombardo geknipt voor de uitgekiende grappige momenten — de transformatie van de cake van een halve voetbal naar een schildpad — terwijl vooral Debennedicti’s turende, met dikke witte wenkbrauwen gekroonde blik van hem een opa maakt die je zonder aarzeling een lift geeft, op thee tracteert of in je huis laat slapen. Zo’n man die overloopt van de mooi-droevige verhalen, maar ze liever niet vertelt.
Kevin Toma