Hany Abu-Assad over Het 14e kippetje

Een keurig pak met iets te korte mouwen

Het 14e kippetje

‘Niemand trouwt met zijn grote liefde’, zo meldt het affiche van Hany Abu-Assads debuutfilm Het 14e kippetje die dit jaar de openingsfilm van het Nederlands Film Festival is. “Het is een vrij tragisch gegeven”, zo beaamt de debutant, “maar je kunt nu eenmaal niet om de tragiek van de mens heen. Zo word je op zekere dag verliefd op een meisje en je wilt haar vertellen dat je de beste man van de wereld bent. Het wordt natuurlijk niets, want je doet veel te veel je best. Het lukt alleen als je je best niet doet, maar dan heb je ook geen behoefte aan dat meisje. Het is altijd andersom.”

Het is een paar dagen voor de grote première in Utrecht en in de door Hany Abu-Assad (1961) uitgekozen locatie op de Amsterdamse Rozengracht, het wonderlijke ‘Wonen 2000’ met zijn aangrenzende brasserie en binnenplaatsje, heerst vooral rust. Op een steenworp afstand bevindt zich de Wolvenstraat, het smalle straatje in de Jordaan waar zich in de film zogenaamd het Franse restaurant ‘Le jardin de Paris’ bevindt en waar de gemoederen danig verhit raken.

Een avond lang wordt er door familie en vrienden aan een feestelijk gedekte tafel gewacht op een aanstaand bruidspaar. Het had een intiem kennismakingsdinertje moeten worden, maar omdat het bruidspaar maar niet komt opdagen, wordt de tijd gedood met het oefenen van het tafellied. Er wordt gekaart, gedronken en gedanst. Ook halen de gasten herinneringen op en omdat bij twee heren de honger begint te knagen, houden ze een eetwedstrijd.

Ondertussen zijn Daniel en Francesca, gespeeld door Antonie Kamerling en Thekla Reuten, naam en adres van het bewuste restaurant gewoon vergeten. In hun beste kleren zwerven ze door de stad en wanneer ze uiteindelijk laat op de avond de juiste locatie vinden, zit het gezelschap er niet alleen tamelijk onttakeld bij, maar zijn de huwelijksplannen van Daniel en Francesca ook drastisch gewijzigd.

Koelkasten
Een doorsnee restaurantfilm (denk aan het Franse Au petit Marguery) is Het 14e kippetje niet geworden en dat was ook allerminst de bedoeling. “Qua enscenering zijn er zeker raakvlakken met een film als Au petit Marguery“, zo legt Abu-Assad uit, “maar het script van Het 14e kippetje is toch een stuk onconventioneler. En dat is ook precies wat ik wilde. Ik wilde een onconventioneel script op conventionele wijze verfilmen, alsof het in een driedelig pak gestoken is, heel keurig allemaal, maar dan wel met net iets te korte mouwen.”

Behalve dat het conflict in Het 14e kippetje niet binnen tien minuten wordt ontdekt, is er ook geen karakterontwikkeling en drama-ontwikkeling in de traditionele zin. En meest opmerkelijk zijn wel de absurde dialogen, geschreven door Arnon Grunberg. “Nou gewoon”, merkt Francesca droogjes op, “je hebt een fijne pik, zoals pikken fijn kunnen zijn.” Waarop Daniel verontwaardigd repliceert: “Je praat over pikken alsof het koelkasten zijn.”

Francesca: “Wind je niet op.”
Daniel: “Ik wil niet dat je over pikken praat alsof het koelkasten zijn. Want ik ken je, morgen ga je naar de groenteboer en dan zegt die: ‘En hoe is het mevrouw Ackerman?’ en dan zeg jij: ‘Prima, goed. En mijn man heeft een fijne pik.”
Francesca: “Wind je niet op.”
Daniel: “In deze wereld zijn er twee keuzes. Of je lacht uit of je wordt uitgelachen. Dat ze mij uitlachen, daar moet ik dan maar mee leven, blijkbaar. Maar ik wil niet dat ze zeggen: ‘Weet u al, mevrouw Ackerman praat over pikken alsof het koelkasten zijn.”
Francesca: “Ik zweer je bij alles wat me heilig is dat ik nooit waar anderen bij zijn over pikken zal praten alsof het koelkasten zijn. Waar anderen bij zijn zal ik over pikken praten alsof het pikken zijn. Alleen waar jij bij bent zal ik over pikken praten alsof het koelkasten zijn.”

Tragikomedie
“Ik had Arnon Grunbergs roman Blauwe maandagen gelezen”, zo verklaart Abu-Assad, “en ik moest er ontzettend om lachen. Ik was erg onder de indruk van de dialogen. Zelf ben ik niet zo’n goede dialoogschrijver. Het is een techniek die ik niet goed beheers en daarom heb ik Arnon gevraagd. Ik heb hem een brief geschreven en gevraagd of hij mijn dialogen wilde herschrijven. Hij zei: ‘Oké, ik doe het, maar dan wel op mijn manier.’ Arnon schreef zelfs een heel ander verhaal en daarmee ook een heel ander script. In Arnons handen is het een tragikomedie geworden, terwijl ik aanvankelijk het idee had voor een drama.”

Dat een schrijver echter nog geen scenarioschrijver is, merkte Abu-Assad al vrij snel. Het Nederlands Fonds voor de Film, een belangrijke financier, vond de eerste versie van het scenario niet filmisch genoeg. Het script moest herschreven worden en IJswater Films, de producent van Het 14e kippetje, riep de hulp in van filmmaker Paul Ruven. Abu-Assad: “Paul Ruven heeft tips gegeven om het op schrift allemaal wat filmischer te maken. Ook aan het verhaal zelf werd wat gesleuteld, om het iets spannender te maken. Inhoudelijke schade heeft het script daardoor overigens niet opgelopen, het werd er alleen maar beter op.”

Geloofwaardigheid
Dat een dialoogfilm zowel goede acteurs als een goede acteursregie vereist, daar was Abu-Assad zich terdege van bewust. Met acteurs als Peer Mascini, Antonie Kamerling, Thekla Reuten, Dirk Zeelenberg en Victor Löw werd hem als het ware een droomcast in de schoot geworpen. Het was aan de beginnende speelfilmregisseur, die tot dan toe alleen maar films had geproduceerd (waaronder het Palestijns-Nederlandse Curfew) en korte films en korte documentaires had gemaakt, om het geheel in goede banen te leiden.

Abu-Assad: “Ik moet zeggen dat ik er wel bang voor was, maar ik hou er ook wel van om iets te doen wat je nog niet kunt. Het gaat er niet zo zeer om dat ik als regisseur een bepaalde methode hanteer. Wat ik vooral heb gemerkt, is dat iedere acteur een andere methode heeft om zijn rol te benaderen. Thekla Reuten en Antonie Kamerling zijn bijvoorbeeld twee heel verschillende acteurs. De een gaat meer intuïtief te werk; de ander meer rationeel. Als regisseur moet je daarop kunnen inspringen.”

“Film is manipuleren”, zo gaat Abu-Assad verder en hij strekt zijn rug want dit vindt hij een interessant onderwerp. “Je probeert met film niet alleen de gevoelens en gedachten van de kijker te manipuleren, maar ook die van de cast en crew. Ik geloof niet dat er een bepaalde methode voor is, want iedereen is anders, iedereen heeft zo zijn gebruiksaanwijzing en als regisseur moet je vooral flexibel zijn. De vraag is hoe je acteurs het beste kunt stimuleren. Zo merkte ik dat sommige acteurs de beste prestaties leverden wanneer ik ze aan hun lot overliet. Waar ik erg op gebrand was, was hun geloofwaardigheid. Tijdens de screentests en tijdens de opnamen stelde ik mezelf steeds dezelfde vraag: geloof ik dit of niet?”

Dia-show
De eerste keer dat Abu-Assad dacht dat hij misschien wel aanleg had om films te gaan maken, was toen hij voor het eerst weer terugkeerde naar Nazareth, de plek waar hij werd geboren en waar hij tot zijn negentiende woonde. Abu-Assad: “Op de een of andere manier wilde ik mijn familie in Nazareth deelgenoot maken van mijn nieuwe leven in Nederland. Ik had Nazareth verlaten en was vliegtuigbouwkunde gaan studeren in Delft. Ik had een nieuwe taal geleerd en nieuwe vrienden gemaakt en mijn leven was totaal veranderd. Het leek me wel leuk om dat op film vast te leggen, maar dat was te duur. Foto’s vond ik te klein. En zo besloot ik een dia-show te houden. Ik merkte dat ik met die vaststaande beelden een bepaalde dimensie aan tijd en ruimte probeerde te geven. En ik merkte ook dat ik mijn gevoel goed in beelden kon uitleggen. Zo zitten in Het 14e kippetje scènes die in het verleden spelen. Die scènes zijn eigenlijk een soort foto’s, hele statische shots. De camera beweegt niet, alleen de acteurs bewegen en het is alsof ik de personages daarmee onbewust naar hun eigen foto’s laat kijken. Dat soort dingen vind ik leuk en die dia’s waren zeker de aanleiding.”

Zoals Abu-Assad het leven als een aaneenrijging van toevalligheden ziet, zo was het ook puur toeval dat hij in Nederland belandde. Eigenlijk had hij zich al in Duitsland gevestigd, maar toen hij bij een oom in Groningen op bezoek ging, bleek het in Nederland veel leuker te zijn. “Ik had ooit een tabaksreclame gezien met een piloot op de trap van een vliegtuig met aan zijn zijde een prachtige stewardess en ik besloot dat ik ook zo wilde zijn. De tweede reden dat ik vliegtuigbouwkunde ging studeren, was dat het een moeilijke studie was. Maar op het moment dat ik daadwerkelijk als ‘process engineer’ aan de slag ging, merkte ik dat het niets voor mij was. ‘Toevallig’ kwam ik iemand tegen die me vroeg hem te assisteren bij de productie van een documentaire, en van het een kwam het ander.”

Eye-opener
Aan Nazareth heeft hij wel goede herinneringen, maar dan vooral aan de tijd dat hij als kind de bioscoop ontdekte. “Het was de mooiste tijd van mijn jonge leven”, zo vertelt Abu-Assad lyrisch. “De extase die we als kinderen op zondagmiddag in de bioscoop beleefden wanneer de held het won van de slechterik. We hebben gegild zoals alleen meisjes bij de Beatles konden gillen. Het waren westerns, karatefilms, Hongkongfilms met Bruce Lee en films met Charles Bronson. Once Upon a Time in the West, die ogen en die muziek en dan de sfeer in de zaal met al die gillende kinderen. We konden er geen woord van verstaan, maar die filmtaal was zo overweldigend en het was zo spannend. Sergio Leone blijft voor mij een geniale regisseur. Hij was mijn jeugdheld en eigenlijk is hij het nog steeds. Hij wist hoe hij de kijker kon manipuleren, hoe hij zijn publiek volledig kon inpakken. Je kunt er bij hem gewoon niet omheen.”

Waar Abu-Assad in Nederland niet omheen kon, dat waren regisseurs van de nieuwe garde, regisseurs als Robert Jan Westdijk en Eddy Terstall. Abu-Assad: “Toen ik Zusje van Robert Jan zag, dacht ik: dit is het bewijs dat een film met een onconventionele vorm ook een hele leuke en interessante film kan opleveren. Zusje was echt een eye-opener. En Hufters & hofdames van Eddy Terstall ook. Dat was ook een persoonlijke film, heel realistisch en de dialogen speelden een belangrijke rol. Ik heb echt het gevoel dat er met die regisseurs een nieuwe tijd is aangebroken. Ze zijn wel heel anders, vooral anders gedreven, maar het belang dat we met zijn allen hebben is hetzelfde en dat is dat de Nederlandse film weer beter bezocht gaat worden. Dat is echt een gezamenlijk belang en op de een of andere manier heb ik het gevoel dat dat vroeger anders was.”

Op de vraag hoe hij de openingsavond in Utrecht tegemoet ziet, antwoordt Abu-Assad kort en bondig: “Ik moet nog een sigaar kopen!” En wat er na Utrecht gaat gebeuren? “Tsja, je moet tegenwoordig op verschillende paarden wedden en dat doe ik dus ook, maar na een tragikomedie heb ik wel heel veel zin in een thriller, een komische thriller wel te verstaan. Iets in de trant van Into the night van John Landis, een film die zowel spannend als komisch is, wat wil je nog meer?”