Hard to Be a God

Gorgelen, rochelen en grommen

Aleksei Germans magnum opus Hard to Be a God is een paniekaanval van een film. Zijn toekomstvisie, nu weer te zien in het kader van de tentoonstelling A Journey Into the Unknown in Rotterdam, toont een mismaakte wereld waarin kunst en kennis uitgebannen zijn.

“De meest verachtelijke tijd in de geschiedenis”, zo wordt de wereld genoemd die de Russische cineast Aleksei German (1938-2013) schetst in Hard to Be a God (Trudno byt bogom, 2013) naar het gelijknamige boek van Arkady en Boris Strugatsky. Dertig wetenschappers reizen van de aarde naar planeet Arkanar, en treffen daar een smerige, modderige en barbaarse pre-Renaissance wereld aan vol platte seks, dood en verderf. Een uitgekiend voorbeeld van hoe science fiction zoveel meer kan bieden dan spectaculair entertainment. Deze mismaakte liefdesbaby van Monty Python and the Holy Grail en Jheronimus Bosch legt de kwestie voor hoe de wereld er uit zou zien zonder kunst en kennis.

German werkte ruim veertig jaar aan de film, die uiteindelijk pas na zijn dood voltooid werd door zijn vrouw en zoon. Hij toont het schrikbeeld van een ‘maatschappij’ zonder artisticiteit en vooruitgang met een bevolking die vooruitgang niet snapt en niet wil snappen. De film geeft duidelijke kritiek op kunstcensuur in zowel de Sovjet-Unie als post-Sovjet Rusland, op zowel Stalin die kunstenaars en intellectuelen naar de werkkampen stuurde als Poetin die de vrijheid van meningsuiting aantast met als meest in het oog springende voorbeeld het opsluiten en ‘heropvoeden’ van punkband Pussy Riot.

De audiovisuele reis door Arkanar is een continue confrontatie met en onderdompeling in wat alleen beschreven kan worden als een helletocht door de ónbeschaving. Het is misschien moeilijk een god te zijn, zoals de titel zegt, maar een mens zijn is blijkbaar nog moeilijker. De boodschap is dat beschaving, omgangsvormen en vooruitgang van het grootste belang zijn – dat is zeker in onze populistische tijden meer dan relevant.

Arkanar is als een bak vol krioelende maden waar de inwoners elkaars uitwerpselen tot zich nemen en met graagte de meest smakeloze en vulgaire handelingen uitvoeren. De lokale bevolking laat zich in al haar gorigheden niet afremmen door de aanwezigheid van de wetenschappers en de kijker. Door het camerawerk met z’n lange shots die zich bewegen door een wirwar van woestenij en modder, onooglijke mensen die de vierde wand doorbreken en obscene gebaren maken, waan je jezelf ook als een observant ter plekke. Gaandeweg groet het onbehaaglijke gevoel dat de enige vorm van échte communicatie bestaat uit gorgelen, rochelen en grommen. Als dit onze toekomst is, dan is dat geen fraai vooruitzicht.

In een wereld zonder beschaving bestaat geen schaamte en daardoor ook geen zelfreflectie meer, concludeert de film uiteindelijk. Zo biedt Hard to Be a God een unieke participerende observatie van alles wat God verboden heeft. Als de drie uur durende worsteling voor de kijker voorbij is, ben je blij dat het in zwart-wit was. In deze wansmakelijke nachtmerrie ga je steeds verder van het scherm zitten, maar word je uitgedaagd het belang van kunst en beschaving in politiek woelige tijden te beseffen en beschermen. Hoe bruut en misselijkmakend de film ook is, het is wel van belang dat de film gemaakt kon worden. Een kritische stem is een stem van belang, aldus German. Hij laat er geen misverstand over bestaan wat ons anders te wachten staat.


Hard to Be a God was te zien in het kader van de tentoonstelling A Journey Into the Unknown in LantarenVenster, Rotterdam. Deze recensie werd geschreven in het kader van Filmkrant Lab 2019, een trainingstraject voor jonge filmcritici.