Goodbye, Dragon Inn
Afscheidsbrief aan bioscoop
Tsai Ming-liang verbeeldt de permanente sluiting van een bijna verlaten filmtheater in Taipei in deze klassieker uit 2003.
Een bioscoopzaal loopt voorgoed leeg in de loop van het contemplatieve film Goodbye Dragon Inn. Met de huidige – pandemische – staat van de filmwereld is het best een confronterend gezicht. Toch heeft deze klassieker uit 2003, dankzij Second Run in gerestaureerde staat op blu-ray uitgegeven, iets troostends: tijd kunnen we niet stilzetten, maar we kunnen zelf wel in beweging blijven.
Zo ontstond ook deze afscheidsbrief aan een ouderwets filmtheater in Taipei, dat in een gigantische zaal oude films voor een bijna niet bestaand publiek projecteerde. Tsai had het een keer gebruikt als locatie voor een korte film. De manager liet de Taiwanese regisseur van Rebels of the Neon God (1992) en Vive l’amour (1994) vervolgens weten dat hij van plan was de boel definitief in te pakken, tenzij Tsai het filmtheater zou willen overnemen. Filmtheaterdirecteur paste toen nog niet in het curriculum van de filmgrootmeester, dus Tsai bedankte vriendelijk, maar besloot de huur van het pand wel een jaar over te nemen om misschien nog iets te doen met het ietwat mysterieuze gebouw dat door alle lekkende plafonds, gigantische gangen en stiekeme achteraftrapjes een blijvende indruk achterlaat.
In de laatste maanden van zijn huur had hij nog niets gedaan met de locatie. Hij stampte er dus een spaarzaam, bijna dialoogloos scenario uit dat zonder te veel kosten snel geproduceerd zou kunnen worden. Wat niet wil zeggen dat Goodbye, Dragon Inn een eenvoudige of spaarzame film is. In de basis is dit een cruise-verhaal over een onervaren Japanse toerist die de in de haast verlaten, maar bijna alleen maar door andere mannen bezette, bioscoop op zoek is naar een verzetje. Tegelijkertijd geeft Goodbye, Dragon Inn een prachtig ingetogen aanzet tot een romance tussen de twee medewerkers in het enorme pand: de vrouw die schoonmaakt en kaartjes scheurt en de kettingrokende operateur die op bijna kafkaëske wijze geïntroduceerd wordt. Tsai heeft geen woorden nodig om hun relatie uit te drukken: een warm rijstbroodje dat de vrouw na het draaien van de allerlaatste film voor de man achterlaat zegt alles wat het moet zeggen.
Goodbye, Dragon Inn is ook een last picture show. De laatste vertoning van King Hu’s magistrale wuxia-film Dragon Inn (1967) luidt de permanente sluiting van het filmtheater in. Tsai maakt er een prachtig spookverhaal van waarin de spaarzame bioscoopbezoekers vast komen te zitten in tijd en ruimte, alsof het publiek van dit tot geschiedenis vergane theater met de bioscoopstoelen versmolten is. Extra ontroerend is het zien van een grootvader en kleinkind die voor de laatste keer samen naar de film gaan. Voor de een is het misschien de laatste film op groot doek, voor de ander misschien wel de eerste. Het theater sluit voorgoed, maar zij nemen de filmmagie met zich mee en dragen het over aan een volgende generatie.