Goede Buren

Detectives van de eenzaamheid

In rake observaties worden de Rotterdamse Wilma en Ada gevolgd. Op initiatief van de gemeente gaan ze langs bij alleenstaande 75+-ers met vragenlijsten over sociaal isolement. Juist door hun Rotterdamse tongval boort Goede Buren een onderwerp aan van universeel sociaal belang.

21 november 2013 vinden bouwvakkers het lichaam van Bep de Bruin in haar woning in het centrum van Rotterdam. Op zich al een lugubere vondst, maar nog schokkender als naderhand ontdekt wordt dat ze al tien jaar daarvoor als 74-jarige in alle eenzaamheid is overleden. Die vondst werd de aanleiding voor de documentaire Goede Buren en het geeft de titel een wrange bijsmaak.

In haar film over sociale isolatie van ouderen, maar ook over buurt- en gemeente-initiatieven om die tegen te gaan, volgt regisseur Stella van Voorst van Beest de Rotterdamse Wilma (70 jaar en met een goed doorrookte stem) en haar buurvrouw en vriendin Ada (59). Samen trekken ze als vrijwilligers langs de deuren in de Rotterdamse wijk Groot IJsselmonde-Noord, gewapend met een vragenlijst om alleenstaande ouderen vragen te stellen. Vragen als “Wat voor cijfer zou u geven aan de kwaliteit van het leven?” Grote levensvragen op een stenciltje, waarbij ze van de gemeente de opdracht hebben meegekregen vooral meer op te schrijven dan een cijfer en een ja of een nee. Details, alles wat nog meer opvalt. Zo is er bijvoorbeeld de aangekoekte vla in een bakje bij de 81-jarige Jan, die al zeven jaar zijn huis niet heeft verlaten. Wilma en Ada als Cagney and Lacey. Ze lezen signalen af, als detectives van de eenzaamheid.

Van Voorst van Beest maakt bewust de keuze om niet meer dan twee ouderen te volgen bij wie dit duo een vinger aan de pols houdt. Het meest schrijnende verhaal is van de 85-jarige mevrouw Van der Kleij. Tijdens het eerste bezoek van het duo praat ze nog volop en houdt ze de schijn op totaal niet eenzaam te zijn: “Ze mogen me allemaal zo graag hier in de buurt. Dan zeggen ze: daar komt ze weer dat kleine vrouwtje, ze tippelt maar door.” Verhalen over zichzelf die ze in eenzaamheid tegenover haar hondje Sandy doorzet in de derde persoon: “Vrouwtje is zo klein, ze krimpt helemaal.” In een andere scène is te zien hoe ze alleen in haar slaapkamer danst, als een hoogbejaard tienermeisje dat nog lol wil hebben. Later blijkt er meer pijn achter haar vrolijke voorkomen te zitten dan ze aanvankelijk laat zien.

Goede Buren zit vol met zulke rake observaties die net zo tragisch als troostend zijn. Beelden die stuk voor stuk bevestigen wat er eigenlijk nodig is: het moet gezien worden. Gezien hoe deze ouderen zonder hulp van de Wilma’s en Ada’s op zichzelf zijn aangewezen, buiten de maatschappij zijn gezet, onder het tapijt geveegd.

Van Voorst van Beests film is een aangrijpend document over ieders toekomst, een tijd waar we niet bij stil willen staan. Dat alleen roept al vragen op: is onze collectieve angst voor ouderdom ook de reden van het tekort aan vrijwilligers in de zorg?

Goede Buren is bovenal een debatstuk van universeel sociaal belang, juist door z’n Rotterdamse tongval. Als het in Groot IJsselmonde-Noord gebeurt, hoezo dan niet bij u thuis om de hoek?