Generation Wealth

Warrig mozaïek over mens en geld

Fotograaf Lauren Greenfield stelt ambitieuze vragen over Amerika’s graaicultuur, maar haar documentaire is vooral een bewegende portrettengalerij.

Greenfield (1966) begon in 1991 met fotograferen, na een studie visuele antropologie op Harvard. Op de middelbare school had ze het moeilijk gehad: ze was niet lang, dun of exorbitant rijk – de idealen van haar medeleerlingen op het exclusieve Crossroads. Als dochter van een psychologe en een arts kwam ze niets tekort, maar ze schaamde zich voor de auto van haar vader, een immigrantenzoon die zelf vond dat hij zijn gezin met vlijt en zuinigheid rechtstreeks naar de Amerikaanse droom geleid had. Ze hadden het toch goed?

Zeker, vindt Greenfield nu, maar als tiener vond ze het niet genoeg. In het meest interessante stukje introspectie uit Generation Wealth, haar derde lange documentaire, merkt ze op dat ze in de greep was van dezelfde onverzadigbare behoefte aan geld, spullen en schoonheid als de mensen die ze later zou fotograferen. Greenfield maakte naam met portretten van miljonairs, beauty- en tassenverslaafden, miss-verkiezingen voor kleuters, enzovoort. Op haar foto’s sijpelt het morele failliet tussen de harde kleuren door, waardoor ze op een perverse manier fascinerend zijn: schaamteloos geëtaleerde hebzucht is amusant zolang je je er niet door bedreigd voelt.

Moskou en Beijing
Voor Generation Wealth, de film bij het gelijknamige retrospectief dat nog tot 3 februari 2019 te zien is in het GEM in Den Haag, zocht Greenfield tientallen van haar oude modellen op om te zien hoe het ze sindsdien is vergaan. Vrijwel allemaal blijken ze na een crisis – faillissement, scheiding, fraude, overdosis – tot inkeer gekomen. De droom bleek een luchtballon. De rapper die multimiljonair wilde worden is nu een it-ondernemer met een groot gezin. Het pornosterretje keerde bankroet terug naar haar geboorteplaats en werkt in een winkel. De werkverslaafde Wall Street bankier besteedt haar geld nu aan balletlessen voor haar kind in plaats van aan cosmetische ingrepen.

Dit verhaal, van ‘minder is meer’ en ‘zorg voor elkaar’, is, aan de beetje langdradige privébeelden te zien, ook waar Greenfield zichzelf graag achter schaart. Met een duidelijk theoretisch kader had uit de wirwar aan beelden en stemmen een Michael Moore-achtig pamflet tegen hebzucht en materialisme kunnen ontstaan. Maar Greenfield lijkt te aarzelen: excessieve rijkdom is ook haar broodwinning als fotograaf, ze reist nu naar Moskou en Beijing om nieuwe wanstaltigheden vast te leggen. De experts die ze vraagt om de teloorgang van de Amerikaanse cultuur te duiden komen in de vluchtige montage niet verder dan een paar sombere kreten.