Frankenstein
Interpatriarchaal trauma
Frankenstein. Foto: Ken Woroner
Del Toro’s langverwachte Frankenstein verankert de wetenschappelijke hybris van Mary Shelley’s hoofdpersoon in intergenerationeel trauma van vader op zoon. Waarbij elke mishandelde, wraakzuchtige zoon zijn verwekker voorbijstreeft in egomanie en slachtofferschap.
Het waren twee films die Guillermo del Toro altijd al wilde maken: Pinocchio (2022) en Frankenstein (2025). Twee klassieke personages met één grote overeenkomst – allebei kijken ze naar hun maker en vragen: “Waarom?! Hoe haalde je het in je hoofd?! Wat moet ik hiermee?!”
Net als Pinocchio overtuigt Frankenstein in eerste instantie vooral door de vormgeving: voluptueuze kostuums in operatesk gotische sets. En net als Pinocchio heeft Frankenstein een sterker Del Toro-signatuur dan op het eerste gezicht lijkt.
Want dat was op het eerste oog mijn bezwaar tegen Del Toro’s langverwachte interpretatie: dat hij niet genoeg had geïnterpreteerd. Maar na herlezing van Mary Shelley’s nog altijd onweerstaanbare klassieker uit 1818, blijkt Del Toro het verhaal wel degelijk naar het heden te hebben gehaald – zij het zonder opzichtige anachronismen en knipogen.
Was het in Pinocchio de confrontatie met Mussolini’s regime en het leren “nee” te zeggen tegen het fascistische credo ‘credere, obbedire, combattere’ (‘geloven, gehoorzamen, vechten’), ook in Frankenstein verankert Del Toro de ontsporende hoogmoed van zijn megalomane wetenschapper in een breder maatschappelijk kader.
Naast toevoegingen passende bij een moderne actiefilm, zoals geweren, ontploffingen en de blikseminslag waarmee het Monster tot leven wordt gewekt (afkomstig uit James Whale’s verfilming uit 1931, die Del Toro’s zevenjarige brein met het monstervirus infecteerde), is de belangrijkste verandering ten opzichte van het boek de rol van de vader.

Van tiran op tiran
Bij Shelley is Victor Frankensteins vader extreem lief, wijs en betrokken; bij Del Toro is Victors vader een gewelddadige tiran. Zodat niet zozeer Victors romantische hoogmoed, maar intergenerationeel trauma de drijfveer wordt. Preciezer: interpatriarchaal trauma, want het gaat over van man op man – van tiran op tiran.
Ook andere wijzigingen passen hierbij. Victors moeder sterft ook in het boek, maar alleen in de film verwijt Victor dat zijn vader, die tenslotte “de beste arts van het land” is (en niet zoals bij Shelley voor de overheid werkt) – en juist dát wordt Victors oedipale motivatie om “de dood te overwinnen”.
In het boek is Victors engelachtige adoptiefzus Elizabeth hem al van jongs af aan als bruid voorbestemd. In de film wordt Victor verliefd op de verloofde van zijn broer – ook een Elizabeth, gespeeld door het hypnotiserende horror-icoon Mia Goth – die veel meer autonomie bezit en met haar fascinatie met Victors creatie als enige in deze avonturenfilm daadwerkelijk horrorterrein betreedt.
En zo wordt langzaam het patroon duidelijk. Niet alleen gaat de tirannie over van vader op zoon, ook wordt het elke generatie automatisch erger. Want elke generatie die lijdt onder de vorige wil die verslaan; en daarvoor moet je een nog grotere tiran worden.

En dus behandelt Victor (Oscar Isaac) zijn zoon – zijn creatie, met een mooi, maar niet iconisch uiterlijk belichaamd door Jacob Elordi – nog slechter dan zijn vader hem: waar zijn vader hem sloeg als hij zijn lessen niet kende, ketent Victor zijn Monster vast in de kelder en noemt hem “het” (terwijl in het boek zijn tot leven gewekte creatie direct ontsnapt en Victor hem in elk geval nog “hem” noemt – pronouns matter).
En luister naar hun woede: de diepe grom in de stem van het schreeuwende Monster klinkt ook al, maar dan nog zachter, bij woede-uitbarstingen van Victor.
En waar die vader zijn eega negeerde en verloor, maar in elk geval nog getrouwd was, richt Victor zijn verlangen op een onbereikbare vrouw en bestaat er voor het Monster (die overigens net als in het boek welbespraakt is) überhaupt niemand zoals hijzelf die hem zou kunnen vergezellen – je zou ook iets incellerigs achter de intergenerationeel groeiende verbittering kunnen zien.
Dat Del Toro Frankensteins project laat financieren door een (niet in het boek aanwezige) wapenhandelaar (Christoph Waltz) past geheel bij deze inbedding in een wereld van tirannen die steeds ergere tirannen voortbrengen. En ja, Victor en het Monster en die wapenhandelaar (en wie weet Victors vader, want er wordt een eindeloze patriarchale erfenis van liefdeloosheid en repressie gesuggereerd) zijn meelijwekkend, maar nee, dat rechtvaardigt niet hun monsterlijke daden. De sleutelzin van de film is daarom: “Zoals elke tiran speelt hij graag het slachtoffer.” Welkom in het heden.