Flesh + Blood

Flesh + Blood
‘Western Europe 1501’ is de laatste begintitel van Paul Verhoevens nieuwste film Flesh + Blood. Langzaam zakt de camera, die op de lucht gericht staat, naar beneden en voor onze ogen voltrekt zich een bont krijgsspektakel voor de muren van een stad. Plaats en tijd zijn bekend en wat we kunnen verwachten is dus een avonturenfilm met ridders en dames, krijgslieden en geestelijken, de pest en andere manieren om dood te gaan. Al snel ontwaren we de held, vastberaden en nog altijd zo fris als Floris in zijn gloriejaren: Rutger Hauer, voorzien van een enorm zwaard de aanvoerder van een groepje ongeregeld, dat zich met het vooruitzicht 24 uur lang na de verovering van de stad te mogen plunderen, maar al te gretig in het krijgsgewoel stort.
Maar laat u niet misleiden, want volgens diezelfde begintitels stappen we het universum van het duo Verhoeven en (scenarioschrijver) Soeteman binnen. Dat betekent op het eerste gezicht wellicht weinig aan de verbeelding van de kijker overlatende scènes met grofheden en geweld, maar vlak daaronder een amusante, puur aardse kijk op het ondermaanse gedoe van een handjevol stervelingen, die in de film toevallig in 1501 leefden, maar wier gedragingen niet veel verschillen van wat je bijna vijf eeuwen later om je heen ziet. Opportunisme is waarschijnlijk nog het beste etiket, waaronder je de cynische visie van Verhoeven/Soeteman kunt onderbrengen als het gaat om menselijk handelen.
In dramatisch opzicht geeft zo’n visie de makers een schat aan mogelijkheden, want geen personage is zoals hij of zij zich voordoet. De goede heeft altijd ook zijn of haar slechte kanten en omgekeerd. Niet gehinderd door echt principiële uitgangspunten streeft in Flesh + Blood iedereen zijn of haar eigen geluk en rijkdom na. En in dit geval trekken de machthebbers gewoon weer aan het langste eind, terwijl het klootjesvolk, dat even aan het rijk van de vrijheid heeft mogen ruiken, aan eigen stommiteiten ten onder gaat. (Alleen de slimste onder de laatsten overleeft, maar uit zijn mond heb je dan ook ruim twee uur daarvoor al gehoord dat hij heeft leren overleven.)
Hoewel de hoofdpersonen in Flesh + Blood goed én slecht zijn, bruut én teder, enerzijds trouw en anderzijds neigend tot verraad, staat toch de in moreel opzicht minder fraaie kant van de mens in de film centraal. Van nobele daden is geen sprake. Ieder personage verricht handelingen om er zelf in uiteenlopende opzichten beter van te worden of op z’n minst om te overleven.
Prototype
Deze hebzucht of overlevingsdrang wordt door Verhoeven in Flesh + Blood op een veelzijdige manier tot uitdrukking gebracht. In een weldoordacht scenario zijn alle hoofdrolspelers voorzien van argumenten en motieven om zich te gedragen zoals ze doen. De aanloop daartoe is misschien wat lang, maar laat zich rijkelijk belonen, omdat alles gewoon klopt als je je openstelt voor de cynische blik van Verhoeven/Soeteman en niet te druk maakt om principes.
Natuurlijk gooit een veldheer/politicus als Arnolfini het zooitje plunderaars voortijdig zijn zojuist heroverde stad uit (wat feitelijk de motor is voor het verhaal van Flesh + Blood). Natuurlijk zegt de tot ‘kardinaal’ gepromoveerde mislukte priester van de vrijbuiters te pas en te onpas dat bepaalde gebeurtenissen ‘een teken’ zijn. En natuurlijk probeert dame Agnes, de blonde engel om wie door Hauer als Martin en de wetenschappelijk onderlegde zoon van de veldheer Steven elkaar op leven en dood bestrijden, haar hachje te redden door zich bij Hauer letterlijk in het gevlei te neuken, nadat ze in handen van zijn bende is gevallen.
Agnes is het prototype van een Verhoeven-personage, een middeleeuwse uitgave van Sientje uit de patattent van Spetters. Ze is jong, ambitieus, avontuurlijk, geil en nieuwsgierig naar mannen. Maar omdat ze ook wel weet dat Martin uiteindelijk een vrijbuiter is, die eeuwig zal moeten zwerven, kiest ze ten slotte toch voor Steven, wiens liefde zij heeft opgewekt onder de rottende lijken van twee gehangenen. Maar tegelijk is zij aan het slot van de film de enige, die ziet dat Martin niet dood is, maar net zoals hij met haar het veroverde kasteel binnensloop het ook weer weet te verlaten. Wijselijk houdt ze, gevleid tegen
Stevens schouder, haar mond dicht. Opnieuw weigert ze een echte keus te maken, daarmee tevens de mogelijkheid voor Flesh + Blood II openhoudend; The Return of (Saint) Martin.
Klein Munster
Een van de interessante gegevens waar Verhoeven in Flesh + Blood mee speelt is de religie, in eerdere films van hem vaak een bron van frustraties en ellende. In Flesh + Blood is van het laatste nauwelijks sprake. Geloof krijgt hier eerder het karakter van bijgeloof, een manier voor de verschoppelingen om een richting aan hun bestaan te geven; in dit geval heel letterlijk zelfs het volgen van de richting waarin het zwaard van het opgegraven beeld van Sint Martinus wijst. Maar ook hier geeft Verhoeven zijn publiek weer een vette knipoog, want bij het wijzen in een bepaalde richting wordt het beeld natuurlijk wel een handje geholpen. Door het volgen van het beeld en het aanwijzen van Martin als leider van de groep door de gesjeesde meereizende geestelijke, krijgt het groepje het karakter van een kleine religieuze gemeenschap, dat zich na de overval op de rijke lieden in het rood (!) gaat kleden. Iedereen is vanaf dat moment gelijk, tot dat Hauer en zijn verovering Agnes zich op een morgen als twee heiligen in het wit aan de groep tonen.
Vreten en neuken zijn eigenlijk het enige, waarmee de jolige troep zich gedurende het oponthoud in het veroverde kasteel bezighoudt. En dat duurt tot het onheil definitief toeslaat: de pest en de overmacht van de getarte veldheer maken op korte termijn een eind aan de uitspattingen. Met in het achterhoofd dat Verhoeven nog steeds van plan is een film te maken over het kortstondige Koninkrijk van de Wederdopers in Munster, lijkt het erop dat hij met zijn ‘klein Munster’ in Flesh + Blood alvast een proeve voor die productie wil afgeven.
Met Flesh + Blood bewijst Verhoeven zich opnieuw als de belangrijkste Nederlandse cineast van dit moment, die zich – omgeven door een voornamelijk Nederlandse crew – ondanks alle gruwelverhalen, die de film vanuit opnameland Spanje vooruitsnelden, uitstekend weet staande te houden in een voornamelijk door Amerikanen betaalde $7,5 miljoen dollar-productie. Met zijn ideeën, vakmanschap en vooral veel lef is Verhoeven het huiskamerklimaat van de Nederlandse film definitief ontgroeid.