First Man

Astronaut in sardineblikje

Na de dans onder het maanlicht van La La Land dansen regisseur Damien Chazelle en acteur Ryan Gosling mét de maan in dit onderkoelde maar aangrijpende portret van astronaut Neil Armstrong.

“Neil, je stuitert op de atmosfeer.” Droogjes komt de mededeling van ‘ground control’ op de headset van Neil Armstrong binnen. Feitelijk, emotieloos. En ondertussen vecht Armstrong wanhopig om zijn op hol geslagen toestel in het gareel te krijgen, zijn cockpit vol met het oorverdovend geraas van alarmen en rammelend metaal. Wanneer Armstrong zijn toestel met grote moeite aan de grond heeft weten te krijgen, meldt hij simpelweg: “Ik ben geland.”

Met die openingsscène zet regisseur Damien Chazelle de toon voor First Man, zijn portret van de Amerikaanse astronaut Neil Armstrong, de eerste mens die een stap op de maan zette. De film blijft heen en weer bewegen tussen het kalme, gewone leven op de grond en de oorverdovende chaos daarboven, zonder dat daarbij een van de twee belangrijker wordt dan de ander.

Die tweedeling typeert ook Armstrong zelf, in ieder geval in de vertolking van Ryan Gosling: zijn nuchtere oppervlak verhult een turbulent innerlijk. Wanneer kort na die bijna-fatale testvlucht Armstrongs dochtertje Karen aan kanker overlijdt, trekt hij zich nog verder terug. Naar buiten toe is hij sterk, een steun voor zijn vrouw Jan (Claire Foy, imposant in een cruciale rol), maar in de cockpit van zijn hoofd gaan onophoudelijk de alarmbellen af en dreigen de schroeven eruit te rammelen.

Vergeleken met Chazelles twee voorgaande films, het spetterende Whiplash (2014) en het energieke La La Land (2016), is First Man een meer onderkoeld werk — op de explosieve scènes van testvluchten en ruimtereizen na. Daar benadrukt hij in hectische close-ups — een oplichtend alarmlampje, een trillend rijtje schroeven — hoe precair het allemaal is. Armstrong en zijn collega’s worden de stratosfeer in gestuurd in rammelen­de sardineblikjes die boven op een explosie worden gezet, en kort voor de lancering nog even met een Zwitsers zakmes worden aangeschroefd.

Chazelle richt zich op het vallen en opstaan op weg naar de maan — de vele kleine, pijnlijke, soms fatale stappen die voorafgingen aan die “one giant leap for mankind”. En gelukkig houdt hij zich verre van de heldenverering die dit soort films maar al te vaak uitstraalt (en die het waarschijnlijk ook had bevat als Clint Eastwood met het scenario aan de haal was gegaan, waar even sprake van was). Armstrong en zijn collega’s zijn geen superhelden maar een gewoon stel piloten en ingenieurs, die samen het wiel aan het uitvinden zijn. Juist die nuchtere blik maakt wat ze voor elkaar kregen uiteindelijk des te indrukwekkender. We weten allemaal wat er gaat komen, kennen die beroemde eerste zin die Armstrong spreekt op de maan. Dat Chazelle met precies dat moment tóch een brok in de keel weet te geven, toont zijn grote kunde als filmmaker.