First Cow

De echte frontier ligt in de onmetelijkheid van het hart

First Cow

Kelly Reichardt vangt een verhaal zoals Robby Müller het licht, dus geen wonder dat ze eerder dit jaar op het IFFR de prijs kreeg die de naam van deze cameraman draagt. Haar nieuwe film is een alternatieve western die grote gewelddadige thema’s als ras en klasse agendeert aan de hand van een uitzonderlijk teder verhaal over zoiets wonderbaarlijks, dierbaars en mysterieus als vriendschap.

Wat zou William Blake precies bedoeld hebben met de simpele doch raadselachtige woorden die filmmaker Kelly Reichardt gebruikt aan het begin van haar nieuwe film First Cow? ‘The bird a nest, the spider a web, a man friendship.‘ Op het eerste gezicht spreekt het in simpele bewoordingen over iets wat even simpel lijkt: de vogel zijn nest, de spin zijn web, de mens vriendschap.

Maar wat betekent het ontbreken van werkwoorden? Wat nest een vogel of wat vogel een nest? De vogel woont in een nest, de vogel bouwt een nest, de vogel is thuis in een nest, legt er zijn eieren, voedt er zijn jongen, tot die weer uitvliegen. Sommige vogels keren jaar na jaar terug naar hetzelfde nest, al is het elke lente met een nieuwe liefde, andere bouwen steeds een nieuw. En dan heb je nog de koekoek. Is dat alles ook op vriendschap van toepassing? Als je dat begint te ontrafelen ontvouwt zich een wereld even complex en ingenieus als een spinnenweb.

Oregon
Net als bij veel van haar eerdere films, werkte Kelly Reichardt (1964) ook voor First Cow samen met schrijver Jonathan Raymond. First Cow is gebaseerd op een van zijn eerste boeken, The Half-Life (2004) dat nog van voor hun eerste samenwerking Old Joy (2006) dateert. Raymond en Reichardt bewerkten het bijna epische verhaal over de uitzonderlijke vriendschap tussen Otis ‘Cookie’ Figowitz (John Magaro) en King-lu (Orion Lee) in het Oregon van 1820, het Oregon van de pelsjagers en de avonturiers, het Oregon waar bijna al hun films zich afspelen, tot een ingetogen plot waarin een koe de hoofdrol speelt. Die koe zat overigens niet in het boek.

Dat zegt veel over Reichardts werkwijze, die je ook wel met het bouwen van een nest of het spinnen van een web kunt vergelijken. Er gaat veel tijd en aandacht zitten in de constructie, mensenhanden bouwen niet zomaar een nest of een web, maar als ze dan af zijn, zien ze er volkomen natuurlijk uit. Alsof ze vanzelf in de oksel van een tak, of tussen twee boomstammen zijn gegroeid.

First Cow neemt de tijd om de setting van de film te schetsen, Cookie en King-lu te introduceren, en dan nog meer tijd om ze weer op elkaars pad te brengen. Veel scènes spelen zich af in het duister of in bleek regenlicht. Ze roepen de western-iconografie van Frederick Remingtons ‘day for night’-illustraties in herinnering. Eerst ontmoeten Cookie en King-lu elkaar toevallig. En dan uit noodzaak. Hun vriendschap is al een vriendschap voordat ze vrienden zijn. Toeval wordt lot. Dat is ook weerspiegeld in de fotografie, waarin elk frame waar die twee samen in zijn, een dans is van wisselende verhoudingen tussen mensen, een spel tussen voorgrond en achtergrond, van ‘always having someone’s back’. De final frontier in First Cow ligt in de onmetelijkheid van het menselijk hart.

Het zijn allemaal aanzetten tot een plot, maar voordat die koe waar het allemaal om gaat haar intrede doet duurt tot minstens halverwege de film. De koe is naar die kleine gemeenschap van pelsjagers (“Allemaal op zoek naar het zachte goud”, aldus King-lu) gebracht door de ‘Chief Factor’ (Toby Jones), zeg maar de belangrijkste handelaar in de streek en supervisor van de Royal West Pacific Trading Post. Hij drink graag melk in zijn thee. Maar Cookie en King-lu melken ’s nachts stiekem zijn koe om de melk te gebruiken om oily cakes, een soort oliebollen te bakken, een kleine verfijnde delicatesse in dat land van modder en lompen.

Blackfeet en Nec Perce
Don’t push your luck, zou je de premisse van de film kunnen omschrijven. Maar dit is geen film die zich veel aan de moraal van zo’n soort verhaal gelegen laat liggen. Met fijnzinnige ironie weeft Reichardt kleine observaties en gebeurtenissen aaneen tot een vertelling die begint in het heden, aan de oever van de rivier Columbia. Een vrouw (Alia Shawkat) laat haar hond uit en vindt een naamloos graf.

Een ander belangrijk vrouwelijk personage wordt gespeeld door Lily Gladstone, die al eerder in Reichardts Certain Women ons hart brak. Als de inheemse echtgenote van de Chief Factor neemt Gladstone uit Certain Women alles mee wat onzegbaar en pijnlijk is in relaties tussen mensen, en wat pijnlijker wordt omdat het onzegbaar is. Maar dat is vooral belangrijk omdat de actrice van Blackfeet- en Nec Perce-achtergrond behoort tot de volkeren die sinds mensenheugenis op de Great Plains van Noord-Amerika en het Columbia-plateau wonen. Dat verhaal brengt ze óók mee de film in. Het geeft de geschiedenis van de joodse Cookie en de Chinese King-lu en van al die andere immigranten aan de Amerikaanse Oostkust een diepe historische dimensie.

Subtiel, maar onverzettelijk draait First Cow zo het frame van z’n genre (de western) om. Hier niet de doctrine ‘go west, young man’. Dit is geen film over de zoektocht naar de frontier. Dit is zelfs niet een verhaal dat gaat over hoe de Amerikaanse geschiedenis altijd maar zoekt naar de zon die in de Grote Oceaan ondergaat, alsof daar het einde van de horizon is. Dit is een fijnzinnige manier om de pijl van de tijd en een bepaald vooruitgangsgeloof om te buigen en te zeggen: er waren hier al mensen, en er kwamen ook mensen van de andere kant. Om te zeggen: de wereld is niet plat maar rond. En er waren al mensen vóór jou die dat wisten. Om te zeggen: de tweehonderd jaar tussen de tanker die kadervullend over de Columbia vaart en de aankomst van de koe op een vlot, op een nog niet uitgediepte en verbreedde rivier, zijn ook maar tweehonderd jaar. Dat is een schijntje op de schaal van de tienduizend jaar dat er daar al een beschaving was.

Arbeid
Er zijn weinig filmmakers die op zo’n bescheiden manier zulke grote thema’s agenderen. First Cow gaat over gewelddadige thema’s als ras en klasse, levert commentaar op het dominante frame van de Amerikaanse geschiedenis, heeft iets te zeggen over immigratie en diversiteit, over dominante en andere verhalen, centrum en periferie, en heeft een sterke ecologische laag. Daarmee klinken er ook echo’s door van Reichardts eerdere films, bijvoorbeeld de milieuthriller Night Moves (2013) en natuurlijk haar eerdere ‘western’ Meek’s Cutoff (2010). Alia Swawkat en haar hond zijn ook een herinnering aan Wendy and Lucy (2008), ook al een film over vriendschap, tussen een meisje en haar hond. En een roadmovie, zoals veel van Reichardts films roadmovies zijn. Omdat ze een licht gevoel van ontheemding oproepen. Omdat ze allemaal vragen of wij mensen wel zo sedentair, zo aan huis en haard geklonken zijn. Hebben we niet eerder een gedomesticeerde nomadische natuur?

Wendy and Lucy ging ook over het belang van arbeid. Over dingen maken met je handen. Over hoe werk een belangrijke vorm van zingeving is. En niet alleen maar een manier om een economie draaiende te houden. In First Cow komt dat bijvoorbeeld tot uitdrukking in de tegenstelling tussen Cookie die eer schept in het bakken van de beste oily cakes, met een beetje honing en kaneelrasp, en King-lu die droomt van de vele manieren waarop je daar geld mee kan verdienen. En toch hebben ze elkaar nodig. Het zijn geen absolute tegenstellingen.

Cookie is een man die met zijn handen werkt. Vanaf het moment dat de gravende handen van Alia Shawkat overgaan in de handen van acteur John Magaro die paddenstoelen plukt – een historisch shot-tegenshot dat nog eens beklemtoont hoe onder de grond het mycelium zich verder uitstrekt dan de sterren in het universum en alles met elkaar verbindt – zijn Cookie’s handen altijd in beweging. Hij plukt, hij kneedt, hij knoopt. Hij tovert van alles uit de aarde en het water tevoorschijn. De vissen springen in zijn net.

King-lu daarentegen zit in zijn boom. Hij kijkt en droomt en bedenkt snode plannen. Hij is het brein. Raakt hij erin verstrikt?

Vriendschap
Eerder dit jaar kreeg Kelly Reichardt de tweede Robby Müller-prijs op het IFFR. Reichardt is een echte onafhankelijke geest. Ze vangt een verhaal, zoals Robby Müller het licht ving. Ze gaat op eindeloze locatiescouts tot ze één wordt met de grond en herschrijft dan dat verhaal. Ze doet eindeloos research. Ze gaat met scenarist Raymond of haar vaste cameraman Christopher Blauvelt net zo lang ergens buiten zitten tot het landschap waar ze haar film wil draaien z’n kennis, z’n verhalen en z’n verborgen geheimen prijsgeeft. Ook waar de landschappen inmiddels door mensen zijn gekoloniseerd, kijkt ze altijd nog naar het onkruid dat tussen het asfalt ontspruit, of het tegenlicht dat even de sluiers van de tijd doorzichtig maakt en een andere, meer kosmische tijdruimtelijkheid laat zien. Er zijn trouwens nog steeds heel veel wilde bloemen in Oregon als je goed kijkt.

Ze brengt haar acteurs op de set, en leert ze koeien melken, kleren naaien, oliebollen bakken als dat zo uitkomt voor de plot. Haar personages bestaan in hun handelingen. Ze bouwt een nest voor ze, een spinnenweb waaruit ze genoeg draden weer wegtrekt dat ze er nooit in gevangen zitten. Je zou haar films zelf daden van zoiets wonderbaarlijks, dierbaars en mysterieus als vriendschap moeten noemen. Iets wat zo veilig is als een nest, zo fragiel als het rag dat dauwdruppels opvangt die het hele universum weerkaatsen, en een snaarinstrument wordt voor lichtstralen. En tegelijkertijd laat zien hoe sterk en kwetsbaar dat allemaal is.