Fever

De tragiek van heroïsche helden

Fever

Eind jaren zeventig was Agnieszka Holland (1948) een van de grote beloften van de nieuwe Poolse cinema.

Na een opleiding aan de Praagse filmschool FAMU keerde Holland in 1971 terug naar Polen en werd regieassistent van Krzysztof Zanussi (Illuminatie, 1973). Daarna ontwikkelde ze zich verder onder de vleugels van Andrzej Wajda en schreef onder andere met hem het scenario voor Zonder verdoving (1978).

Acteurs uit de provincie (1979) werd haar eerste eigen lange speelfilm, waarmee ze in Nederland op het festival van Rotterdam veel respect afdwong en in Cannes de internationale persprijs won. Door de ‘Poolse winter’ van generaal Jaruzelski duurde het meer dan tien jaar voordat nu eindelijk haar tweede film vertoond kan worden: Fever.

Toen Jaruzelski eind 1981 in Polen de macht overnam, bevond Holland zich in Parijs. Toen en daarvoor al had ze zich – in het kielzog van Solidarność – dermate kritisch uitgelaten over het Poolse regime dat een voorlopige ballingschap haar deel zou zijn. Op plaatsen als het Rotterdamse festival onderhield ze haar contacten met collega’s als Kieślowski. En sedertdien maakte ze buiten haar geboorteland vier lange speelfilms, waaronder een paar flinke draken als Bittere Ernte (1985) en To Kill a Priest (1988), over de moord op de Poolse priester Popiełuszko. Een niet minder sentimenteel scenario schreef ze voor Andrzej Wajda’s Korczak (1990).

Nu we de gelegenheid krijgen Hollands tweede speelfilm Fever te zien, wordt een stuk helderheid geworpen op die ‘mindere’ periode van Holland, die gemakshalve maar werd verklaard door het afgesneden zijn van de wortels. En ook wordt duidelijk(er) wat haar verbindt met (het werk van) Wajda.

Fever is een groots opgezette kostuumfilm die zich afspeelt in de periode 1905-1907, toen er een golf van revolutionair geweld over Polen spoelde. Mikpunt van het verzet van nationalistische, socialistische en anarchistische groeperingen was de tsaristische onderdrukking. Holland volgt in haar film drie jonge revolutionairen.

Leon is de zoon van welgestelde ouders, die net uit de gevangenis is ontsnapt en absoluut van plan is door te gaan met gewelddadige acties. Aan het verzoek van zijn vader het land met een flinke som geld een tijdje te verlaten, weigert hij te voldoen. De jonge en mooie Kama, die verliefd op hem is, wil graag meedoen aan een aanslag op de tsaristische gouverneur, waarbij ze de kans loopt zelf het leven te laten. Zij beramen de aanslag samen met Wojtek, een jongen die Leon leerde kennen toen hij op het platteland actief was. De drie beschikken over een prachtige handgemaakte bom, waarvan de maker inmiddels is ingerekend.

Zelfopoffering
Met Fever sloot Holland destijds direct aan bij de discussies die in haar land en daarbuiten gevoerd werden over de rol van (georganiseerd) geweld of terrorisme bij het omverwerpen van de bestaande machtsverhoudingen. Het oorspronkelijke verhaal van de Poolse schrijver Andrzej Strug – een socialistische voorman die zich destijds aansloot bij de nationalistische stroming van Piłsudski – en de film proberen de beweegredenen van de terroristen in kwestie te onderzoeken. Idealisme en zelfopoffering speelden daarbij een grote rol, maar uiteindelijk is de film ook genadeloos in zijn conclusie. De bom verslindt geen enkele tegenstander en is alleen maar dodelijk voor degenen die hem wilden werpen en uiteindelijk de anarchist die hem daadwerkelijk gooit.

Door Agnieszka Holland is dit alles degelijk in elkaar gezet, op een manier die doet denken aan Wajda’s sociaal-historische drama’s als Het land van grote belofte (1975). De film maakt tevens duidelijk dat haar grote passie ligt bij de tragiek van heroïsche helden uit de Poolse geschiedenis. (De gretigheid waarmee ze zich in ballingschap wierp op het Popiełuszko-project spreekt in dit verband boekdelen.)

Wat Fever echter in positieve zin onderscheidt van haar ballingschapsfilms (en ook van het scenario voor Korczak) is het ontbreken van sentimentaliteit. De ‘koorts’ van de titel mag dan wellicht slaan op de gemoedsgesteldheid van de hoofdpersonen, beter nog had de film de titel van het oorspronkelijke werk kunnen overnemen: Het verhaal van een bom.

Die bom is de eigenlijke hoofdpersoon van Fever, die ontwikkelingen in gang zet met alle tragische gevolgen van dien. Door de concentratie op die ontwikkelingen, gevoed door naïviteit, dadendrang en idealisme, ontnam Holland zich de kans sentimenteel te worden. Dat is een pluspunt. Verder blijf je je hoogstens afvragen wie er anno 1991 nog zit te wachten op een film over door socialistische idealen geïnspireerde bommengooiers.