Falling Down

Schoon schip in Los Angeles

Soms vraag je je bij het kijken naar een film uit het beruchte Hollywood af of hier nog wel een scenarist aan te pas is gekomen. Bij andere producten uit de droomfabriek is uit de mechaniek van de film duidelijk te merken dat de schrijver zojuist met succes een cursus scenarioschrijven heeft afgesloten. Falling down is een voorbeeld van het laatste en zeker niet het slechtste.

Ebbe Roe Smith heeft het scenario geschreven en het is inderdaad het eerste product van de hand van deze vroegere bijrolacteur dat verfilmd wordt. Heel goed valt te zien dat de beide hoofdpersonen, de een met de witte, de ander met de zwarte hoed, feitelijk hetzelfde zijn en omdat Smith heeft opgelet in zijn dramaklas wordt de ontmoeting tussen die twee tot de finale uitgesteld. Michael Douglas speelt de naamloze schurk van het stuk, die op een kwade dag zijn auto in de hele lange file in Los Angeles laat staan en vervolgens doet wat niemand daar doet: hij loopt naar zijn bestemming.

En dat is de originele vondst van Smith waardoor hij aan zijn script kon beginnen. Zijn protagonist ziet de stad die binnen een paar honderd meter volstrekt van karakter verandert vanuit een ander perspectief, dat van de wandelaar. Van de binnenlanden van Pasadena wil Douglas, die in de film de naam D-FENS van de kentekenplaat van zijn achtergelaten auto krijgt, naar het huis van zijn ex-vrouw aan het trendy strand van Venice om zijn jarige dochtertje te bezoeken. De handeling vindt plaats op de heetste dag van de zomer van 1991, een jaar voordat Clinton en Ross Perot aan een ieder bekend zouden worden, een jaar ook voordat bloedige rellen de werelden van verschil in Los Angeles aan niet-Amerikanen duidelijk zou maken.

Witte boord
In de stedelijke decors waarin Michael Douglas rondstapt, lacht George Bush ons opgewekt van opgeplakte posters toe, terwijl de rest van de stad langzaam maar zeker terug in zee lijkt te glijden. Douglas stapt gewapend met zijn witte boord, ziekenfondsbril en attachékoffer de gevaarlijke wijken van Los Angeles in. Bij elke nieuwe ontmoeting met het tuig dat de straten van de stad daar onveilig maakt, ruilt hij het een en ander om z’n arsenaal uit te breiden. Achtereenvolgens komt hij in het bezit van een honkbalknuppel, een uitklapbaar mes en een sporttas met automatische geweren. Met dat in zijn hand om zijn redelijke argumenten kracht bij te zetten, slaagt hij erin om steeds dichter bij zijn doel, de verjaardag van zijn dochtertje, te raken.

Zijn tegenstrever is politieman Prendergast (Robert Duvall), die Smith al direct in het begin introduceert. Prendergast zit op de laatste dag voor zijn politiepensioen op weg naar zijn bureaubaantje in dezelfde file achter D-FENS en merkt de nodige commotie als deze zijn automobiel onbeheerd achterlaat. Achter zijn bureau aangekomen moet hij niet alleen de leut overleven die zijn collega’s hem hebben voorbereid op zijn laatste dag, maar is hij ook de enige die het verband ziet tussen de binnenstromende berichten over bizarre voorvallen in de stad.

Film kijken
In Amerika, dat rare land, is fel gereageerd op Falling Down. Niet op de enorme rotzooi die er blijkbaar in Los Angeles is, maar op de manier waarop Koreaanse winkeliers en Spaans sprekende minderheden geportretteerd worden. Dat felle reageren gebeurt nogal gauw. Toen bijvoorbeeld de vriendelijke dierenkomedie Beethoven vorig jaar uitkwam stond er meteen een actiegroep van dierenartsen op om tegen de film te protesteren vanwege het negatieve beeld dat de vivisectie plegende dierenarts uit die film gaf. Hetzelfde is hier weer het geval, de mensen die protesteren kunnen niet film kijken. Meestal hebben ze de film zelfs helemaal niet gezien.

Falling Down is niet bedoeld om het standpunt van Koreaanse winkeliers of Spaans sprekende minderheden duidelijk te maken, maar om de zorgen en de angsten van blank middle class America te verbeelden. Dezelfde groep waar vorig jaar hevig om gestreden werd in de verkiezingsstrijd. Waarom spreekt niet iedereen verstaanbaar Engels, waarom word je in een fast-foodrestaurant ogenschijnlijk vriendelijk, maar feitelijk onbeschoft behandeld, waarom zijn er speciale golfbanen waar alleen bejaarde miljonairs op golfkarretjes mogen komen, etc., etc.

D-FENS doet er, gewapend en wel, wat aan. Dat geeft een enorme bevrediging als iemand dat al voor je op het witte doek doet.

Smith is ook nog zo slim om al zijn critici het gras voor de voeten weg te maaien. D-FENS ontmoet op zijn weg een eigenaar van een legerdumpzaak (Frederic Forrest) die hem zijn neo-nazistische ideeën probeert te slijten. D-FENS maakt hem met harde hand duidelijk dat er een groot verschil is tussen dat gespuis en diegenen die voor de grondwet van de Verenigde Staten strijden, zoals hij en Prendergast, ieder op z’n eigen wijze, dat doen. Het wachten in de Verenigde Staten is op de protesten van de Vereniging van Eigenaren van Leger Dumpzaken.

Helaas is een ander kenmerk van het moderne Hollywoodscript, de ontstellend zwakke vrouwenrol, ook in Falling Down terug te vinden. Barbara Hershey als mevrouw ex-D-FENS en Tuesday Weld als mevrouw Prendergast zijn niet meer dan decoratie en de rol van Rachel Ticotin als begrijpende collega van Prendergast had net zo goed mannelijk kunnen zijn.