Everything – The Real Thing Story

Soulgroep als vreemde eend

“Hun songs zeggen meer over Liverpool dan Penny Lane”, zucht Billy Ocean in Everything – The Real Thing Story, een documentaire die toont hoezeer de legende van de zwarte soulgroep The Real Thing een verhaal van discriminatie is.

“Ja, ik ben een racist”, schreeuwt een Brit recht in de camera. “Ik mag die niggers niet en dat gaat ook nooit gebeuren. Wij willen de multiraciale samenleving vernietigen.” De korrelige zwart-wit-openingsbeelden van deze documentaire hakken er met hun hoog haat- en woedegehalte stevig in. 1976 ging dan wel de geschiedenis in als het jaar van een hete zomer, de opkomst van punk en de eerste nummer-1-hit (You to Me Are Everything) van een zwarte Britse groep, het was ook het jaar waarin het fascistische National Front raciale spanningen deed ontploffen.

In Everything – The Real Thing Story volgen we de beproevingen en dilemma’s van The Real Thing, een zwarte soulgroep opgericht door de uit de kansarme L8-wijk van Liverpool afkomstige broers Eddy en Chris Amoo. Simon Sheridan richt zich meer op de sociopolitieke context dan op het ‘de zwarte Beatles’-showbizzverhaal. De documentaire gaat verder dan opmerkingen als “de groepsnaam ontstond toevallig en knipoogt naar een Coca-Cola-slogan”. Want al benadrukt Billy Ocean dat hun bubblegum-soulhit en televisieoptredens “de weg vrijmaakten voor zwarte artiesten”, een rechtlijnig succes- en vooruitgangsverhaal werd het nooit. De muzikanten, die nog speelden met Lennon en McCartney, bleken al snel gevangen te zitten in hun popsterrenstatus. Hun fans waren vooral witte tieners die hielden van nummers als het door Star Wars geïnspireerde Can You Feel the Force. Na de flop van hun ruwe, radicale en persoonlijke album 4 from 8, volgens Chris Amoo “een waarschuwing voor wat er op raciaal vlak kan ontsporen”, jojoën ze tussen vergetelheid en comeback via de remix-rage.

Everything wisselt – nogal conventioneel – talking heads af met interviews en archieffragmenten. De groepsleden bekennen doodeerlijk blunders (optredens met David Essex in apartheidsbolwerk Sun City) maar tonen zich ook verbitterd over discriminatie. “Je blijft altijd een vreemde eend, een zwarte Brit.” Bij het verhaal van de veelvuldige politiecontroles wanneer ze rondrijden met een mooie auto (“Je gezicht klopt niet”) past de BlackLivesMatter-hashtag. Die racistische vernedering deed pijn, maar de ontgoocheling is nog groter: de muziekindustrie geeft “een zwarte groep geen podium om iets anders, iets relevants te doen”. Met zachte dwang werd het meer van hetzelfde: Let’s Go Disco. “Wat haatte ik die song”, zegt Chris, “ik vond het Mickey Mouse-muziek.” Zijn blik spreekt boekdelen. Everything legt hier de vinger op een emotionele waarheid en op de frustratie bij ‘de zwarte Beatles’. Een popgroep die legendarisch mocht worden maar nooit zichzelf kon zijn.