Estación catorce

Het leven dendert binnen, de onschuld vertrekt

Estación catorce

Estación catorce toont een genadeloze wereld door de ogen van een zevenjarig jongetje. Net als het publiek wordt Luis zich langzaam maar onontkoombaar bewust van een werkelijkheid waarin geweld alledaags, volwassenen onbetrouwbaar en liefde voorwaardelijk blijken te zijn.

Regisseur Diana Cardozo neemt de tijd in haar soms documentair aandoende Estación catorce, dat zich afspeelt in een afgelegen berggebied in Mexico. Ze neemt de kijker eerst mee naar een kleine school waar kinderen in een kalme scène leren over bijvoeglijke naamwoorden. Het gevaar kondigt zich aan in de vorm van kerkklokken: de kinderen worden naar huis gejaagd, zich nauwelijks bewust van de dreiging.

Thuis worden de deuren gebarricadeerd en wordt in een benauwde kamer bijna ademloos gewacht op wat komen gaat. Wanneer het gevaar is geweken, gaat het leven achteloos verder. Net als Luis weten we niet wat er precies gebeurde: we horen voorbijrijdende auto’s, geweerschoten en geschreeuw. Buiten zien we de afloop: lichamen op de grond, een brand bij een huis.

De camera toont de wereld vanuit het perspectief van Luis, die buiten met zijn vriendjes rondhangt en dingen doet die kinderen doen: het gevaar opzoeken bij de rails waarop goederentreinen onverbiddelijk het gehucht voorbijdenderen, zich verwonderen over alle rondkruipende en -kronkelende dieren, in bomen klimmen en dromen van een toekomst als profvoetballer. De scènes met de kinderen voelen volkomen waarachtig, alsof de filmcrew geduldig heeft gewacht tot de kinderen zich niet meer bewust van hen waren.

Luis realiseert zich niet dat zijn familie, net als bijna alle andere in het dorp, arm is. Dat zijn vader keihard werkt als arbeider, maar geen geld overhoudt om zijn kinderen te geven wat ze zouden willen. Dat zijn moeder dag en nacht zorgt voor en zich zorgen maakt over haar kinderen, haar moeder en grootmoeder.

In de loop van de film zien we – de camera volgt de kleine jongen en zijn blik nauwgezet – hoe Luis zijn kinderlijke onwetendheid, en daarmee zijn onschuld, stilaan verliest. Tijdens een lange tocht die hij met zijn vader maakt om in de stad een gestolen bank te slijten, wordt hij geconfronteerd met de zwakheden van zijn vader – een onvermogend man die zijn verloren dromen op zijn oudste zoon projecteert.

Cardozo weet in het tamelijk uitzichtloze bestaan toch heel wat moois te tonen: de schoonheid van de bergen en vergezichten; het sprookjesachtige licht dat we zo goed kennen uit de films van Carlos Reygadas; soms absurd aandoende, zorgvuldig gecomponeerde beelden, van een kleurrijke bank achterop een fiets en een close-up van een kikker. Ook de minimale muziek, die klinkt tijdens de filmgenieke maar onbarmhartige tocht naar de stad en in de beierende klokken en toeterende treinen, geeft enige verlichting aan deze niet heel vrolijke blik op de wereld, waar het geweld buiten beeld blijft maar altijd op de loer ligt – als een onvermijdelijk onderdeel van het leven.