Deep End

De seksuele frustratie voor de seksuele revolutie

Deep End

Moderne archeologie: de gerestaureerde versie van Jerzy Skolimowski’s Deep End (1970) draait deze zomer in de bioscopen. Een duistere sekskomedie over the times that were-a-changing, even onheilspellend als Peeping Tom.

Toen de gerestaureerde versie van Jerzy Skolimowski’s Deep End (1970) afgelopen voorjaar uitging in Engeland, verzuchte criticus Ryan Gilbey wanhopig in The Guardian: “Als een gerespecteerde film als Deep End in de vergetelheid kan raken, wat is er dan nog voor hoop voor de rest van de cinema?” Hij refereerde aan de laaiend enthousiaste kritieken waar de film over een puberjongen die hopeloos verliefd wordt op zijn collega-schoonmaakster in een openbaar badhuis na z’n première op werd ontvangen. De Amerikaanse criticus Andrew Sarris  vergeleek de film destijds bijvoorbeeld met ‘het beste van Godard, Truffaut en Polanksi’.

Nou was die laatste vergelijking niet zo vreemd, want Skolimowski genoot in die tijd vooral bekendheid als de coscenarist van Roman Polanksi’s Mes in het water (1962). De eerste trouwens ook niet, want niet alleen had Sarris (de man die het begrip auteurscinema in de VS introduceerde) een zwak voor de jongens van de Nouvelle Vague, ook heeft Deep End dezelfde vitaliteit als bijvoorbeeld Godards À bout de souffle (1960) en portretteert hij op een zelfde manier als Truffaut de pijn van het volwassen worden.

Seksuele revolutie
Grote woorden dus allemaal. Maar bij herzien van Deep End valt op hoe waar. Wat begint als een doodgewoon coming-of-age-verhaal over de vijftienjarige Mike, een eenvoudige jongen van working class komaf, verandert gaandeweg in een meesterlijke absurdistische sekskomedie met duistere thrillertrekjes.

Klassiek is de scène waarin ‘de Engelse Marilyn Monroe’ Diana Dors als Mike’s eerste klant een bad komt nemen en hem meteen ontgroent op het gebied van de badhuismores. Ze sleurt de arme jongen mee in een wonderlijke masturbatiefantasie over voetballer George Best: “Tackle, dribble, dribble, score!” Magisch-realistisch is dan weer het moment waarop Mike en zijn collega Susan fish and chips zitten te eten op de duikplank terwijl in het lege zwembad achter hen een man in een oranje kano aan het eskimoteren is (met de kano 180 graden om z’n lengte as draaien).

En nee, dat levert geen ratjetoe op, maar een onheilspellende film over seksuele obsessie, die zich kan meten met klassiekers uit het genre als Peeping Tom (1960) of Michelangelo Antonioni’s Blowup (1966). Films die de seksuele frustratie blootleggen waaruit de seksuele revolutie van de jaren zestig is voortgekomen. En, in het geval van Deep End, laten zien dat de beroemde Londense swinging sixties, dus misschien helemaal niet zo swinging waren.

Alleen al Skolimowski’s muziekkeuze is veelzeggend. Hij liet zijn vriend Cat Stevens het nummer ‘But I Might Die Tonight’ schrijven voor de openings- en slotbeelden. En in een lange sequentie waarin Mike door uitgaanswijk Soho dwaalt op zoek naar de door hem aanbeden Susan klinkt ‘Mother Sky’ van de Duitse rockband Can, een stuwend nummer over hoe moeders niet zo cool zijn als Mother Sky. De perfecte verwoording voor hoe jonge jongens zich uit de armen van hun moeders moeten ontworstelen en in het avontuur van het leven storten. Hoe puur, en cool, en de woelingen van de lust moeilijk samen gaan.

Afvoerputje
De titel Deep End verwijst natuurlijk naar dat alles. Naar de diepe kant van het zwembad, en in het diepe springen zonder voorbehoud, maar ook naar het afvoerputje van het leven waar al het afval, en alle rotzooi zich verzamelt. Dat, die titel, en het zwembad als visueel motief (en de titelsong van Cat Stevens), wijst allemaal naar het einde van de film, dat natuurlijk noodlottig is. Het was ook de reden waarom het publiek de film destijds niet trok. Hadden ze net bijna anderhalf uur zitten lachen en dan opeens in die laatste vijf minuten dát.

Voor Skolimowski waren die laatste vijf minuten altijd de voornaamste reden om de film te maken, verklaarde hij in interviews. Veertig jaar na dato zijn we veel meer gewend geraakt aan films die onverwacht uitbarsten, en is dat einde bijna poëtisch te noemen. De voltrekking van een ritueel dat al zou oud is als de wereld. Wreed en gruwelijk. En even onontkoombaar als de liefdesdaad.