Dead Man

De laatste reis van een dichter

  • Datum 01-05-1996
  • Auteur Kiki Jeanson
  • Thema Filmkrant 167
  • Gerelateerde Films Dead Man
  • Regie
    Jim Jarmusch
    Te zien vanaf
    09-05-1996
    Land
    Verenigde Staten, 1995
  • Deel dit artikel

Op het eerste gezicht lijkt het geen voor de hand liggende keuze: de Amerikaanse undergroundfilmer Jim Jarmusch maakt een western met de dood als thema. Dit klassieke, uiterst Amerikaanse genre past echter goed binnen zijn werk. Jarmusch gebruikt de open metaforische vorm als uitgangspunt om het genre vervolgens eigenzinnig en eigentijds naar zijn hand te zetten.

Bill Blake, gespeeld door Johnny Depp, reist per stoomtrein in Dead Man letterlijk zijn einde tegemoet. Zoals in veel westerns raakt deze loner steeds verder verwijderd van de hem bekende wereld. Aangekomen in de Stad der Machines wordt onderstreept dat hij de beschaafde wereld heeft verlaten. In deze modderpoel oogt alles doods en eindig: een verzamelpunt van mensenschedels, beenderen en grafkisten. Dickinsons metaalfabriek produceert de kogels waarmee de bewoners elkaar de dood in jagen. Geheel eigentijds verwijst de industrie hier ook naar het naderende einde en verval. Het symboliseert niet, zoals in een klassieke western, een humanistisch vooruitgangsidee.

De baan waarvoor Blake kwam blijkt reeds vergeven. Maar dan ontmoet hij de bloemenverkoopster Thel. Gelijk John Wayne in Stagecoach, helpt hij deze roos uit de modder. Dit kortstondige moment van vreugde wordt verstoord wanneer haar ex, toevallig de zoon van de fabriekseigenaar, op de proppen komt. Blake overleeft als enige de schietpartij die hierop volgt. Uit de boezem die Blake eerder bewonderde, stroomt nu langzaam een straal bloed. Hoe de kogels de lichamen doorboren is niet grappig of heroïsch bedoeld in Dead Man. In tegenstelling tot veel andere schietfilms staan verschillende close-ups sec, maar heel nadrukkelijk stil bij deze kwetsbaarheid van het lichaam.

Kermisattractie
Fabriekseigenaar Dickinson schakelt naast de sheriffs ook een drietal huurlingen in om – ook een klassiek westernthema – zijn zoon te wreken. Het gekibbel en de inefficiëntie van dit olijke trio (een zwijgzame kannibaal, een praatzieke teddybeer-liefhebber en een jonge bemiddelaar) doen denken aan de drie kruimelcriminelen uit Jarmusch’ eerdere Down by Law.

In deze hel geldt de wet van de sterkste, een letterlijk eten of gegeten worden. Om te overleven spreekt Blake niet langer met woorden maar net als de anderen met het metaal van de blanken. Terwijl Blake de kogels opvangt als een ‘magneet’, ontglipt zijn fysieke kracht hem langzaam. Zijn tegenstanders delven allen het onderspit. Depps gezichtsuitdrukking daarbij lijkt echter eerder op Buster Keaton dan op de stalen tronie van een reguliere westernheld.

Het is ook niet verstandig om met een dode man te reizen, leert het motto van de film. Alleen de indiaan Nobody die Blake in het bos ontmoet, lijkt bestand tegen zijn aanwezigheid. Nobody ziet de mysterieuze voortvluchtige ten onrechte aan voor de Engelse dichter William Blake (1757-1827) en beschouwt het als zijn taak om Blake terug te brengen naar het rijk der geesten. Zijn niet-westerse opvatting dat het leven een oneindige cyclus is, vormt de filosofische tegenpool van Blake’s overlevingsdrift.

Tabak
Jarmusch werd naar eigen zeggen getroffen door de overeenkomsten tussen het gedachtengoed van ‘native Americans’ en de geschriften van deze lyrische dichter en graveur. Die gelijkenis lijkt terecht. De dichtregels die Jarmusch de indiaan Nobody laat citeren uit Blake’s Proverbs from Hell, klinken in ieder geval niet geforceerd uit zijn mond.

Nobody’s levensverhaal moet dit ietwat absurde gegeven verklaren. Zijn stam verstootte hem als kind omdat zijn ouders tot verschillende stammen behoorden. Blanken brachten de kleine verschoppeling als kermisattractie naar Engeland. Nobody is daarmee een buitenstaander zowel voor de indianen als de westerlingen, hetgeen zijn roepnaam verklaart.

Wanneer de verbaal begaafde indiaan tabak wil kopen, krijgt hij kralen aangeboden. Nobody doorziet en kent ironisch genoeg de westerse ‘beschaving’ beter dan de zwijgzame pistoolhelden om hem heen. In de komische confrontatie van buitenstaanders, vaak immigranten, met Amerika en de Engelse taal, geeft Jarmusch net als in eerdere films een blik op zijn land. Het is een simpele en politiek correcte truc in de goede zin.

Met Dead Man keert Jarmusch terug naar de open vertelstructuur en het zwart-wit van zijn eerste films, Stranger than Paradise (1984) en Down by Law (1986). Cameraman Robby Müller filmde Dead Man net als die films in strakke, donkere beelden met scherpe contrasten. De minimale galmen uit de gitaar van Neil Young versterken de onheilspellende sfeer. De mythische sfeer die dit oplevert, ontleedt haar kracht vooral aan eenvoud.

Dead Man is geen zwaarmoedige film. Zoals gebruikelijk bij Jarmusch wisselen ook in deze film klein geluk en pech elkaar voortdurend af. In vaak absurdistische scènes wordt het komische naast het gewelddadige, het lichte naast het zware van het bestaan geplaatst. Je moet van goede huize komen om een zinnige film te maken met de dood als onderwerp. Jarmusch slaagt erin om sentiment, zware moraal en zweverigheid te vermijden. En toch stemt de film tot nadenken. Dat is knap.