De wind zal ons meenemen
Op de brommer tussen de maïsvelden
Abbas Kiarostami heeft altijd maar een minimaal gegeven nodig om een film te maken waar grote thema’s achter schuilgaan. Zo ook in De wind zal ons meenemen, waarin een vreemdeling met onduidelijke motieven een gehucht binnenrijdt.
In zijn voorlaatste film Taste of Cherry heeft Abbas Kiarostami zich misschien wel het duidelijkst uitgesproken over een thema dat zijn hele oeuvre beheerst: de tegenstelling tussen leven en dood. Een man heeft besloten zelfmoord te plegen, en hij gaat op zoek naar iemand die hem wil begraven als de daad voltrokken is. Niemand kan hem van zijn voornemen afbrengen; alleen die ene man die hem wijst op het mooiste in het leven dat hij zal moeten missen – de zoete smaak van kersen – doet zijn overtuiging wankelen. De film is een ode aan het leven, dat juist zo mooi is omdat je zelf kan beslissen om te sterven, de enige keuze bovendien die we hebben.
Scheren
Ook in De wind zal ons meenemen stelt Kiarostami, minder expliciet, het leven tegenover de dood. Het een heeft geen waarde, zelfs geen betekenis, zonder het andere. Het leven bestaat alleen in het licht van de dood. Zoals altijd heeft Kiarostami maar een minimaal gegeven nodig om een film te maken waar grote thema’s achter schuilgaan. Het terugbezorgen van een schriftje aan een klasgenootje, het opnemen van een enkele scène uit een film, een tocht in de auto en de ontmoeting met een aantal voorbijgangers; op papier stelt het niet bijster veel voor, maar elke film geeft je het gevoel iets te ontdekken over het leven, het gevoel direct geconfronteerd te worden met de waarde ervan.
In De wind zal ons meenemen arriveert een man uit Teheran met een paar collega’s in een afgelegen gehucht ergens in het noorden van Iran. Volgens afspraak logeren ze bij een oom van het jongetje dat tijdens hun verblijf als gids dienst doet. Wat ze komen doen blijft lange tijd onduidelijk. De dorpsbewoners noemen hem ‘ingenieur’ en denken dat hij iets in de telecommunicatie doet. Maar er gebeurt niets. Ze wachten. Geleidelijk wordt duidelijk dat ze wachten op de dood van een zieke vrouw, maar de reden voor hun bovenmatige interesse in het tijdstip van haar dood blijft tot het einde toe vaag.
Kiarostami heeft een wonderlijke manier van verhalen vertellen: enerzijds laat hij de kijker enorm veel ruimte om die zelf met zijn verbeeldingskracht in te vullen, anderzijds wekt hij de suggestie de gang van zaken minutieus te volgen door grote aandacht te besteden aan ogenschijnlijk triviale bezigheden en rituelen (scheren, melk halen, telefoneren, gesprekjes met de dorpelingen) en die ook nog eens regelmatig te herhalen. Die aandacht is des te opmerkelijker omdat er ook zoveel is dat we niet zien, en dat op het eerste gezicht belangrijker lijkt: de zieke vrouw wier dood kennelijk van zoveel gewicht is, de collega’s van de man, de reden van hun bezoek aan het dorp. Het is een manier van vertellen die zowel fascinatie als verveling teweegbrengt, maar het eerste krijgt toch in elke film weer de overhand.
Goede wijn
In de eerste scène van de film kibbelen de ‘ingenieur’ en zijn collega’s over de route naar het dorp. Wat wij zien is van bovenaf gefilmd, een klein autootje dat door een imposant landschap slingert. Een boom moet voor hen een markering op de weg zijn, maar ze zien hem niet, in tegenstelling tot de kijker. De man is teveel in beslag genomen door zijn opdracht en de frustratie van het wachten, om te kunnen zien wat wij zien. Hij is niet in staat zich los te maken van zijn werk, zijn eigen wereld, wat fijntjes gesymboliseerd wordt door het gehannes met zijn mobiele telefoon.
Ondertussen komt voor de kijker de omgeving, het dorp en zijn inwoners wel tot leven, juist door die ‘kleine’ zaken als een gesprek in een theehuis, de jongen die voor zijn repetities studeert, de arbeiders op de velden, het meisje dat in een donkere kelder een koe melkt, een vrouw die haar tiende kind baart. En nooit, maar dan ook nooit, krijgen die ‘eenvoudige dingen des levens’ bij Kiarostami een sentimentele of larmoyante bijklank. Dat komt misschien doordat de mensen in het dorp, geen acteurs, maar de werkelijke bewoners van dat dorp, gewoon zichzelf spelen. Zo leven ze, en dat is voor hen de normaalste zaak van de wereld.
De man wordt gaandeweg ontvankelijker voor het ‘leven’, misschien doordat een ongeluk op de begraafplaats hem directer confronteert met de dood dan de zieke vrouw dat doet, die tenslotte een soort studieobject voor hem is. De dokter, met wie hij op de brommer tussen de goudgele maïsvelden tuft, wijst hem op de schoonheid om hen heen, en zegt liever te genieten van het heden, en van een goede wijn, dan van de beloften die het hiernamaals biedt.
De open plekken, de leegte die Kiarostami in zijn film laat, biedt ook ruimte voor verschillende interpretaties. De man blijft een vreemde in het dorp, maar blijft ook een vreemde voor de kijker. Maar hoe zijn houding ook te duiden is, of de schoonheid van het leven al dan niet vat op hem krijgt, als toeschouwer kun je je er niet aan onttrekken.