DARK WATER (Hideo Nakata)
De doden omarmen de levenden
Na de eerste twee delen uit de serie Ring-films appelleert de Japanse regisseur Hideo Nakata wederom aan de angst voor het onverklaarbare en laat met geestverschijningen de rug rillen in het doodenge Dark water.
In de klassieke Japanse spookvertelling is het platteland in de feodale tijd de bakermat van rusteloze geesten. De twee beroemdste en beste filmvoorbeelden van het genre, Tokaido Yotsuya kaidan/Ghost story of Yotsyua (Nobuo Nakagawa, 1956) en Kwaidan (Masaki Kobayashi, 1964) verbeelden op lyrische wijze het bestaan aan gene zijde, dat grofweg in twee categorieën kan worden onderverdeeld. Er zijn zij die ronddolen en wraak zoeken op de moordenaars die hen het leven op aarde benamen. Anderen zwerven in droevenis rond omdat ze niet met de juiste Boeddhistische rituelen ten grave zijn gedragen. Het spreekt voor zich dat beide groepen niet te benijden zijn, maar ook de levenden die het met hen aan de stok krijgen hebben het bar slecht getroffen.
Met de rappe industrialisatie en modellering naar het Westen is de spookfilm allerminst verloren gegaan, maar de geestverschijningen en bovennatuurlijke gebeurtenissen vinden nu plaats in de grote steden van Japan. In het moderne leven woont iedereen vlak op elkaar, in kleine behuizingen, en ligt grootstedelijke vervreemding en paranoia op de loer. In Hideo Nakata’s zeer succesvolle Ring (1998) en Ring 2 (1999) zorgt het afspelen van een videoband in huiselijke omgeving al voor ijzingwekkende taferelen. En dan is er Kiyoshi Kurosawa’s meesterlijke Kairo/Pulse (2001), dat een apocalyptisch beeld schetst waarin zelfmoord en duivelse schaduwen zich als een olievlek over Japan en de wereld verspreiden, een idee dat opnieuw opduikt in het minder diepgaande maar ook doodenge Ju-on/The grudge (Takashi Shimizu, 2003). Kurosawa en Nakata onderscheiden zich van de rest van hun vakbroeders doordat ze niet alleen met finesse het onverklaarbare angstaanjagend maken, maar tevens een voor het genre ongewone dosis humanisme aan de dag leggen. Dat laatste is Hideo Nakata met name in Dark water erg goed gelukt.
Schooltasje
De flat waarin de jonge labiele moeder Yoshimi (Hitomi Kuroki) en haar dochtertje na een echtscheiding intrekken is somber, de buurt is grauw, het gebouw lijkt half vervallen en het tocht overal. Kortom, de sfeer ligt op het vriespunt. Er vinden vreemde voorvallen plaats die het werk lijken van een lang geleden verdwenen schoolmeisje, wier rode schooltasje op curieuze plekken opduikt. En dan blijkt het ook nog eens in Yoshimi’s appartement te lekken. Door een mysterieuze kracht gestuurd gaat Yoshimi een kijkje nemen in het lugubere appartement boven haar, en krijgt meer antwoorden dan haar lief is.
Dark water is een zorgvuldig opgebouwde en onverbiddelijke nagelbijter met een aantal scènes waarbij het koude zweet je uitbreekt, soms alleen al door de akelig doeltreffende soundtrack van Kenji Kawai (Ring, Avalon) of de suggestieve cameravoering van Junichiro Hayashi. Maar beter nog, Nakata vertelt tevens een tragisch verhaal dat door de sterke hoofdrol van Hitomi Kuroki de gevoelige snaar raakt. Dan blijkt toch weer dat de makers van Nippon-genrecinema geen gelijken kennen in hun verbeelding van de geestenwereld: het leven op aarde en aan gene zijde raakt elkaar niet alleen, de doden en de levenden omarmen elkaar zelfs.
Mike Lebbing