Crimes of the Future

Nieuw mensbeeld

Crimes of the Future

Na acht jaar afwezigheid is David Cronenberg terug met een nieuwe film onder een oude titel. De futuristische bodyhorror Crimes of the Future is geen remake van zijn gelijknamige film uit 1970, maar een film die juist van deze tijd is met verwijzingen naar de gevolgen van infectieziekten en microplastics.

Crimes of the Future opent met een jongetje dat met een schep in de branding zit te wroeten. Zijn moeder kijkt van een afstandje toe. “Eet niets op wat je vindt”, waarschuwt ze streng. Het lijkt een typische uitwisseling tussen een moeder en een kind, die misschien alleen als vreemd kan worden ervaren doordat de camera blijft hangen op het gezicht van de moeder, dat er bovenmatig bezorgd uitziet. Maar natuurlijk zet filmmaker David Cronenberg deze ogenschijnlijk normale uitwisseling op zijn kop. Momenten later zien we het kind namelijk zijn tanden poetsen, de tandpasta in een roze plastic emmer spugen en vervolgens deze plastic emmer hap voor hap opeten.

De toekomst die Cronenberg in zijn eerste film sinds Maps to the Stars (2014) voorstelt, is niet wit en steriel zoals we het al zo vaak in sciencefiction zagen, maar donker en smerig. De uitroeiing van besmettelijke ziekten heeft hygiënische praktijken overbodig gemaakt. In deze samenleving is pijn het nieuwe plezier. Een desensibilisatie – misschien veroorzaakt door opioïden, misschien door een onophoudelijke zoektocht naar nieuwe prikkels – heeft pijn schaars en dus gewild gemaakt. Iets dat wordt verhandeld in donkere steegjes, maar dat ook centraal staat in de meest exclusieve kunstvoorstellingen.

Met het vernuftige Crimes of the Future keert Cronenberg terug naar de bodyhorror van zijn vroegere werk. Het is verrassend goed te verdragen, vanwege het overduidelijke plezier dat de personages beleven aan hun verminkingen. Centraal staat Saul (Viggo Mortensen), wiens lichaam nieuwe organen aanmaakt. Deze nieuwe organen laat Saul tatoeëren door zijn kunstenaarspartner Caprice (Léa Seydoux) en daarna, als een publiekelijk, live kunstwerk, door haar uit zijn lichaam snijden.

Cronenberg speelt hierbij met semantiek: in het Engels wordt een operatie uitgevoerd, ‘performed’, en in deze toekomst voeren performancekunstenaars dus operaties uit. Dit soort woordspelingen komen in de film steeds terug: de “innerlijke schoonheidswedstrijd” vereist bijvoorbeeld een daadwerkelijke blik in het lichaam. Maar er lijkt ook een gevaar te schuilen in dit vrije spel met woorden: wanneer de moeder uit de openingsshot haar zoon vermoordt, wordt haar gevraagd hoe ze “haar kleine jongen” kon doden. “Het is niet van mij en het is geen jongen”, antwoordt ze laconiek. “Het is een schepsel.”

Crimes of the Future laat het gevaar zien van een enge definitie van de mens en de noodzaak van een nieuw mensbeeld. Daarmee is het een kritische overdenking van wat als ‘natuurlijk’ wordt beschouwd en wat niet. Sauls nieuwe organen zijn onnatuurlijk, horen we keer op keer, wat het chirurgisch verwijderen ervan op de een of andere manier juist natuurlijk maakt. De personages in de film lijken daarbij te vergeten, waar Cronenberg de kijker op een allesbehalve pedante manier op wijst, dat ‘natuur’ (en dus wat wel of niet ‘natuurlijk’ is) altijd het resultaat is van onze omgeving.