Club Zero
Waar is de woestheid, de ranzigheid, het groteske?
Jessica Hausner opent haar film over eetstoornissen met een trigger warning. Maar waarom dacht iedereen in Cannes dat die waarschuwing ironisch bedoeld was? En waarom liet haar film mij zo koud?
“Deze film bevat scènes over gedragscontrole en daarmee samenhangende eetstoornissen die voor sommige kijkers verontrustend kunnen zijn.”
Is het een ironische waarschuwing waarmee Jessica Hausner haar zesde film opent? Een satirische opmerking misschien, bedoeld om de draak te steken met trigger warnings? De vraag spookte rond na de première van Club Zero, vorig jaar in Cannes. Het idee dat deze waarschuwing onoprecht zou kunnen zijn (wat hij niet is, stelde Hausner desgevraagd), speelde denk ik omdat Hausner iets fundamenteels mist in haar weergave van eetstoornissen.
Er is zeker iets anorectisch aan Jessica Hausners sobere, kille en artificiële stijl. Het spel van haar acteurs is terughoudend, de mise-en-scène is tot de puntjes gestileerd. De kostuums bestaan uit strakke lijnen, met simpele stoffen in één of twee kleuren. De personages bewegen zich door strakke ruimtes in modernistische gebouwen. De achtergronden zijn kaal.
Hausners cinema is er een van gebrek. Maar het is er niet een van verlangen. En restrictieve eetstoornissen gaan, denk ik, uiteindelijk over een soort overdaad, en niet alleen over beperking. Want als je voedsel zo veel mogelijk buiten je lichaam houdt, sta je tegelijkertijd toe dat het je geest geheel in beslag neemt.
*
Ik was zo’n veertien jaar oud toen ik stopte met eten. Dat was iets dat ik, met tussenpozen, een tijdje volhield. Het was geen uit de hand gelopen dieet, zoals het geval is in Club Zero. Het niet-eten begon nogal abrupt. En anders dan de studenten van de pan-Europese eliteschool (‘talent campus’) uit de film, die hun inname van voedsel geleidelijk stoppen, werden mijn periodes van niet-eten afgewisseld met periodes van eten. Al was het maar om de schijn op te houden.
De tieners in Hausners film houden zich niet bezig met voorwendselen. Ik wil niet suggereren dat mijn ervaring leidend is, maar in al mijn kennismakingen met eetstoornissen, via de memoires en documentaires die ik heb gelezen en bekeken, tot de vele mensen met eetstoornissen die ik heb ontmoet tijdens mijn behandelingen en in de jaren daarna (om de een of andere reden lukt het ons altijd om elkaar uit een groep te pikken), gaan eetstoornissen altijd gepaard met een zekere mate van doen alsof.
Niet in Club Zero. De tieners worden vrij gemakkelijk meegesleurd in wat het sterkst doet denken aan een sekte. Je zou daarom kunnen zeggen dat de film helemaal niet over eetstoornissen gaat, maar over fanatisme. Die twee liggen niet zo ver uit elkaar. Eetstoornissen kennen bijvoorbeeld hun eigen sekte-gedrag. En denk aan de pro-ana en pro-mia websites die rond 2006 de kop op staken en waarin bloggers hun volgers leerden hoe ze voedsel moesten verstoppen en calorieën konden tellen (de ‘pro’ stond oorspronkelijk voor ‘professioneel’, maar dit werd al snel verward met ‘promotie’).
In tegenstelling tot echte sektes, waar vaak ingewikkelde vormen van manipulatie worden gebruikt, verbeeldt Hausner een recht pad tot een eetstoornis. Club Zero is sowieso schaamteloos plat. Een vader die geen oog heeft voor het lijden van zijn kind, draagt een T-shirt met de opdruk ‘blind’.
*
Een therapeut vroeg me eens om te doen alsof mijn eetstoornis op een lege stoel naast me zat, zodat ik er een gesprek mee kon voeren. Dat lukte me niet. Het voelde onnatuurlijk om mijn eetstoornis van mezelf te scheiden. Ik denk dat deze neiging om de stoornis van de patiënt te scheiden, de ziekte van de mens, zoals je een gezwel uit een lichaam snijdt, een poging is om eetstoornissen van hun doen-alsof te ontdoen.
Ingewijden noemen anorexia ook wel ‘Ana’, een liefkozende bijnaam voor wat dan ook vaak als een beste vriendin wordt beschreven. Hausner stelt een eetstoornis voor als iets killers, via de figuur van de jonge, nieuwe onderwijzer Novak (Mia Wasikowska), die haar studenten vertelt dat het beter is om bewust te eten en daarbij je voedselinname te beperken – voor je eigen gezondheid en die van de planeet.
Ik heb het beeld van een eetstoornis als een beste vriendin nooit helemaal passend gevonden, omdat het geen ruimte geeft aan de vernietigende, uitzinnige kant van eetstoornissen. Natuurlijk kun je een obsessieve, zelfs destructieve relatie met een beste vriendin hebben, maar deze metafoor benadrukt vooral de troost en het gezelschap van een eetstoornis. Toch zegt het beeld van een beste vriendin wel iets over eetstoornissen wat Club Zero helemaal lijkt te vergeten: dat ze ook iets met liefde te maken hebben.
*
Tijdens mijn eetstoornis streelde ik ’s nachts mijn uitstekende botten om in slaap te kunnen vallen. Dat was tegelijkertijd een vorm van zelfzorg en zelfvernietiging. Of, beter misschien, een koestering van de vernietiging. Een van de redenen waarom ik een eetstoornis ontwikkelde, of in ieder geval waarom ik er zo goed in bleek te zijn, is denk ik omdat ik gefascineerd was door de aftakeling van mijn eigen lichaam. Om er getuige van te zijn. Ik kon uren staren naar mijn nagels die blauw kleurden van de kou.
Club Zero heeft de zelfbeheersing, de ingetogenheid, de afvlakking die komt kijken bij een restrictieve eetstoornis, maar mist de woestheid, de ranzigheid en het groteske ervan. Er zit één oprecht smerige scène in de film, waarin een meisje haar avondeten op een bord uitbraakt en weer opeet. Het is een van de weinige onverklaarbare momenten die de film kent. Het is ook de enige scène waarbij ik me kon voorstellen getriggerd te kunnen worden. Dat heeft niet zoveel te maken met de onsmakelijkheid van het beeld, maar met het vleugje gruwelijk absurdisme.
Voor de rest is het een emotieloos gebeuren. Het stoppen met eten door de groep leerlingen komt voort uit een simpel oorzaak-en-gevolg-denken: voedselproductie heeft een grote CO2-voetafdruk en voedsel zit vol met bestrijdingsmiddelen die je ziek kunnen maken. Als iedereen zou stopen met eten, zegt een leerling op een gegeven moment, zou niemand kunnen verhongeren van armoede. Belachelijk, natuurlijk. Maar al deze gedachten zijn verwikkeld in angsten (zoals klimaatverandering) die Hausner niet verkent en gevoelens (van schuld bijvoorbeeld) die ze geen ruimte geeft.
*
Ik heb nooit zoveel gekookt als toen ik anorexia had. Ik ging voedsel niet uit de weg, zoals iemand die een dieet volgt misschien zou doen, maar zocht het juist op. Na school scrollde ik urenlang door receptenwebsites. Ik genoot er vooral van om anderen te zien eten. Elke avond serveerde ik uitgebreide driegangendiners en claimde ik dat ik zelf te vol zat om mee te eten.
Ik ben me ervan bewust dat dit krankzinnig klinkt. Maar die krankzinnigheid is juist het punt. En het is juist deze krankzinnigheid die geheel ontbreekt in Hausners film.
Hoewel ze het fenomeen eetstoornis in verband brengt met de strenge en competitieve wereld van elitescholen, doet Hausner geen poging te verklaren waarom sommige kinderen blindelings de lessen van hun nieuwe leraar volgen en andere niet. Wellicht is het niet zinvol om een eetstoornis te verklaren, maar de film laat ook geen ruimte voor het onverklaarbare.
Club Zero trekt een parallel tussen een eetstoornis en religie, maar ze ziet geloof uiteindelijk als iets ascetisch en niet als iets waanzinnigs of paradoxaals. “Snap je het niet?”, zegt een student op een gegeven moment tegen een afvallige medestudent. “Het is een kwestie van geloof!” Geloof kun je natuurlijk niet simpelweg begrijpen. En daarom kan Hausner er met haar rationele, minimale en koude film ook geen inzicht in geven.
*
In Club Zero is het logisch dat studenten stoppen met eten vanwege een eenvoudige les over bewust eten. Misschien denkt Hausner daarom ook dat de film een trigger warning behoeft: het laten zien van restrictief gedrag zou ertoe leiden dat mensen dit gedrag gaan vertonen. Hausner zelf denkt overigens niet dat mensen door haar film aangespoord zullen worden om niet te eten, zo zei ze tegen mij, omdat het duidelijk is dat de leerlingen er zwak en dun van worden. Het is alsof ze zegt dat religieus fanatisme overduidelijk slecht is, omdat het vaak eindigt in zelfopoffering.
Ik denk dat Hausner op het juiste spoor zit als ze eetstoornissen ziet als een manier om verlossing te vinden, zoals religie vaak oproept tot zelfvernietiging om iets heiligs te bereiken. Maar door het op een kille, rationele manier neer te zetten, mist ze de essentie.
Jezelf vernietigen om meer jezelf te worden, jezelf doden om het eeuwige leven te bereiken, jezelf pijn doen om je gelukkig te voelen – dit zijn paradoxale, vreemde dingen, die je niet in een rechtlijnig verhaal kunt gieten.