CLOSE TO HOME
Terrasjes, kappers en fragmentatiebommen
In het Israëlische leger zitten ook verliefde meisjes die maar wat aan rommelen. Ze wandelen door Jeruzalem en vragen af en toe om een paspoort.
Gezellig keuvelen bij de kapper terwijl om de hoek een fragmentatiebom afgaat. Twee jonge vrouwen, Smadar en Mirit, moeten dienst doen in het Israëlische leger. Terwijl hun mannelijke collega’s grensposten bewaken en zo nu en dan Palestijns gebied binnenvallen, moeten de vrouwen identiteitsbewijzen vragen op straat in Jeruzalem. Liefst aan elke passerende Arabier. Daar hebben ze duidelijk geen zin in, zoals veel van hun mannelijke collega’s ook weinig zin hebben om als kanonnenvoer te dienen voor een ideologie waar ze niet achter staan. Bovendien staan Smadar en Mirit allebei nog met één been in de puberteit en zijn ze op zoek naar een vriendje. En ze hebben lange tijd een hekel aan elkaar. De een is stoer en klaagt dat er nooit iets gebeurt en de ander is ingetogen en wil het liefst haar militaire dienstplicht zonder op te vallen en zo snel mogelijk uitvoeren. Alleen, de dienstplicht, de uniformiteit van het leger, laat hun karakter niet verdwijnen, hij laat die karakters eerder nog sterker naar buiten komen. Als Mirit na een aanslag door een passerende vreemdeling wordt geholpen, hij ziet er gelukkig ook erg goed uit, komen Smadar en Mirit dichter bij elkaar.
Cabrio
"Op een dag worden ze geconfronteerd met de politieke realiteit van Jeruzalem", heet dat in de marketingtekst bij de film. Maar dat klopt niet. Van die politieke realiteit maken ze deel uit sinds de eerste seconde van hun dienstplicht.
Een film als Hany Abu-Assads paradise now wekt de indruk dat in de strijd tussen Israëli’s en Palestijnen verschillende werelden naast elkaar bestaan. De wereld van winkelende tieners en vrolijk zingende kibboetsarbeiders en de politieke realiteit van voortdurende pesterijen, mishandeling, doodslag, moord, aanslagen en militaire acties.
close to home (karov la bayit) doet net als de recente winnende World Press Photo (van Spencer Platt) waarop een cabrio met westerse ogende tieners is te zien die in een door Israël gebombardeerde wijk in het zuiden van Beiroet rijdt, zijn best om aan te tonen dat er maar één realiteit bestaat: de realiteit van terrasjes, kappers, bijouterieën en fragmentatiebommen. Haat en verveling en verliefdheid en onzekerheid en militaire acties bestaan naast, op, onder en bij elkaar. Op één punt in de film vragen de vrouwen iemand om zijn identiteitsbewijs en de man weigert het te geven, waarschijnlijk ziek van militairen die op elke straathoek om het papiertje vragen en je de bus naar je werk laten missen. Die situatie escaleert. Zomaar, omdat mensen zich ermee bemoeien. Met smaak buiten beeld gelaten, we horen alleen de ruziënde stemmen. En zo gaat het: het dagelijks leven escaleert. Uit gewonen dingen komt de haat. En de liefde. De film laat bescheiden zien dat onder de meeste uniformen vooral ook mensen leven. Dat praat niks goed, het zijn ook gewone mensen die de grootste misdaden begaan. Maar Israël is niet alleen strak militair georganiseerd, zoals je soms zou denken, het stuntelt hier en daar ook. En is soms ook verliefd.
Ronald Rovers