Cirkus Columbia
Voordat de bom valt
Danis Tanovic won in 2001 een Oscar met een film over de Bosnische oorlog. Tien jaar later wil hij begrijpen hoe die oorlog begon.
Minstens zo boeiend als films over oorlogen zijn de films die laten zien wat eraan voorafging. Als ze tenminste doen waarvoor ze bedoeld zijn. De in Bosnië en Herzegovina geboren regisseur Danis Tanovic ging voor Cirkus Columbia terug naar het gebied waar hij filmde voor zijn debuut No Man’s Land, de film die hem in 2001 in Cannes de prijs voor het Beste Scenario en later de Oscar voor Beste Niet-Engelstalige Film opleverde.
Terug dus naar Bosnië en Herzegovina om te laten zien hoe de sfeer in het toenmalige Joegoslavië was net voordat daar in 1992 de burgeroorlog uitbrak. Niet erg gezellig, ondanks Emir Kusturica’s koppige verbeelding van de Balkan als een gebied waar iedereen de hele dag huwelijksfeesten afstruint (Underground, 1995 en Black Cat, White Cat). Met opzet een valse idylle natuurlijk waar ook Tanovic met Cirkus Columbia niet ver van af is gaan zitten. Net als Kusturica koos hij gehaaid voor een komedie om over de explosieve onderstroom van haatgevoelens te kunnen praten.
Waar al die wederzijdse ergernissen vandaan kwamen, is onmogelijk te zeggen, maar dat ze niet van de ene op de andere dag ontstonden zal duidelijk zijn. Tanovic suggereert dat decennialang machtsmisbruik door communistische zetbazen het vuurtje flink heeft opgestookt. Doe daar na de val van de Muur de angst van diezelfde communisten voor wraak bij en de etnische achtergronden van Serviërs, moslims en Kroaten en je hebt een licht ontvlambare mix van emoties.
Kermis
Tanovic laat z’n hoofdpersonage na de val van het communisme terugkeren naar het dorp waar hij twintig jaar eerder vandaan is gevlucht. Divko heeft fortuin gemaakt in Duitsland en is teruggekomen om wraak te nemen op de mannen die hem vroeger dwars hebben gezeten. Moeilijk is dat niet want de oud-communisten zijn nooit vertrokken. Op de achtergrond van de dorpsperikelen speelt de politieke strijd voor onafhankelijkheid van Bosnië en Herzegovina die een van de aanleidingen zal worden voor de oorlog.
In vergelijking met No Man’s Land is Cirkus Columbia gemakzuchtig en middelmatig, vooral omdat de film nergens de juiste toon weet te vinden. Het probleem is dat de personages geen diepgang krijgen en dat delen van het verhaal te nadrukkelijk komisch willen zijn. Daardoor wordt de ernst van de situatie zelden voelbaar. Alleen aan het eind verhardt de toon, maar dan is het te laat om de boel te redden. Wat overblijft is een film die geen moment de geslepenheid of het gewicht van Tanovic’ debuut benadert.
Dat is wat ook het laatst shot van twee achtergebleven geliefden in een ronddraaiende kermisattractie bewijst: het is een aardig beeld, maar te gemakkelijk en misschien is de melancholie van dat shot zelfs pijnlijk misplaatst om het begin van de oorlog mee aan te kondigen.
Ronald Rovers