Blue Jasmine

Beste Woody Allen in jaren

Na een reeks frivole omzwervingen langs Europese ansichtkaartbestemmingen strijkt Woody Allen weer eens in Amerika neer, voor het indringende vrouwenportret Blue Jasmine.

Je rekent er op: na een mindere Woody komt er altijd een betere Woody. Tot hij er onverhoopt mee stopt, natuurlijk. Maar wat je de laatste jaren niet meer van de New-Yorkse veelfilmer verwachtte: een film die zich kan meten met zijn beste drama’s.

Blue Jasmine toont een vrouw die de greep op haar leven helemaal kwijt is en roept herinneringen op aan Allens meest geslaagde Bergman-hommage, Another Woman (1988). Niet alleen worden beide films gedragen door briljante optredens van exceptionele actrices, beide vrouwen worden bovendien gedreven door het horen van stemmen. In Another Woman luisterde Gena Rowlands als buurvrouw van een psychiater per ongeluk mee met de psychoanalytische bekentenissen van een andere vrouw, die haar aan het denken zetten over haar eigen leven. De stemmen die titelrolvertolkster Cate Blanchett hoort in Blue Jasmine komen uit haar eigen brein. Soms praat ze hardop terug. Zomaar, op straat, of op een bankje in een park. Dat liep in de gaten, en daarom heeft ze pillen gekregen. Pillen die ze wegwerkt met imposante hoeveelheden wodka.

Blue Jasmine opent met Jasmines aankomst in San Francisco, de ruig-alternatieve tegenpool van het mondaine Manhattan. In mooi gedoseerde flashbacks zien we het luxe leven dat Jasmine leidde, als echtgenote van een big shot in de financiële wereld, een personage dat Allen baseerde op Wall Street-oplichter Bernard Madoff. We zien hoe deze zelfbenoemde filantroop – met de juiste gladheid vertolkt door Alec Baldwin — door de mand valt als schuinsmarcheerder en als verkoper van ondeugdelijke financiële producten. Of Jasmine iets van deze praktijken wist blijft lang in het midden. Wel blijkt haar adoptiezus Ginger door zijn schuld al haar spaargeld kwijtgeraakt. Uitgerekend bij deze zus, die ze in tijden van voorspoed links liet liggen, zoekt de financieel en moreel failliete Jasmine haar toevlucht. Tegenover Ginger, die zichzelf wegcijfert als de zus ‘met de slechte genen’, staat Jasmine als een dominant brok eigenbelang. Het knappe aan Blanchetts optreden is dat ze meedogenloos de rijkeluisarrogantie van Jasmine blootlegt. Toch stoot ze de kijker niet af, door serieus de optie open te houden dat deze vrouw een beter en zinvoller bestaan zou kunnen opbouwen.

Woody Allen is minder vergevingsgezind. Hij blijft Jasmine confronteren met haar verleden, haar leugens en haar verantwoordelijkheid. En dan hoort ze toch weer die stemmen in haar hoofd.