Beautiful Boy

Verslaving als roes en radeloosheid

Felix Van Groeningen maakt zijn Hollywooddebuut met verslavingsfilm Beautiful Boy. Zowel vader Steve Carell als zoon Timothée Chalamet maken zoveel indruk dat ze worden genoemd in de pre-Oscar-buzz.

“Ik heb twee vragen”, zegt vader Steve Carell aan het begin van Beautiful Boy. “Wat is er met hem aan de hand en wat kan ik doen om hem te helpen?” Het zijn de vragen die elke ouder waarschijnlijk wel eens heeft. Vader of moeder. Van een beautiful boy of een beautiful girl. Ze hoeven er niet eens verslaafd voor te zijn aan crystal meth, zoals in het Hollywooddebuut van de Vlaamse filmmaker Felix Van Groeningen (De helaasheid der dingen, The Broken Circle Breakdown). Hij bewerkte de boeken van vader David en zoon Nic Sheff over de drugsverslaving van de zoon, en de wanhoop van de vader dat hij hem niet helpen kan. In die zin is het verslavingsverhaal bijna een metafoor voor wat elke ouder doormaakt als een kind niet wil eten, geen huiswerk wil maken, te laat thuiskomt, maar dan extremer en langduriger. Maar het is ook een verslavingsverhaal. Een karakterstudie door twee acteurs die na de première van de film in Toronto terecht meteen in één adem met een Oscarnominatie werden genoemd. Een poging om te begrijpen waar grenzeloos gedrag vandaan komt. En waarom de een verslaafd raakt en de ander niet. En dan met lege handen komen te staan. Dat, zou je kunnen zeggen, is een terugkerend thema in de films van Van Groeningen.

Beautiful Boy is dus zowel specifiek als universeel en daarin schuilt zijn kracht. Van Groeningen snapte dat een klassieke drugsgeschiedenis – een chronologie van steeds snellere, fragiele cycli van ondergang en opkrabbelen – niet het meest interessante verhaal oplevert. Vooral omdat er antwoord noch oplossing is. Dus sneed hij, zoals we bijvoorbeeld uit zijn Broken Circle gewend zijn, heden en verleden door elkaar, net als de perspectieven van vader en zoon (Timothée Chalamet), tot een impressionistisch tijdlandschap van roes en radeloosheid dat laat zien hoe verslaving er van binnen en van buiten uitziet. Via de observatie gaan we de film voelen.

Alles is eigenlijk al samengebald in het eerste beeld, waarin vader en zoon samen gaan surfen. De lichte paniek als zoon met plank en al door de golven verzwolgen lijkt. De opluchting dat hij met de perfecte surf in de branding landt.

Kunnen we ooit zonder een bevredigend antwoord?, lijkt de film ook te willen vragen. Nic heeft alles, zou een buitenstaander kunnen zeggen. Er schuilt bijna een verwijt in die constatering. Want hij valt, misschien nog meer dan aan de drugs, ten prooi aan onrust, leegte, een onvermogen om te leven. Is dat iets wat we ooit van mensen die ons nabij staan zouden kunnen accepteren? Hoe lang rouwen we om mensen voordat ze sterven? Hoe lang sterven mensen voordat ze dood zijn? Het zijn vragen die existentialistische filosofen zich hebben gesteld, en die een beetje in onbruik zijn geraakt in een tijd waarin we recht denken te hebben op een verklaring. Misschien is dat wel het echte thema van de film. Maar een tekst aan het einde plaatst de film nadrukkelijk in de huidige Amerikaanse pillencrisis. Dat lijkt overbodig. Maar is eigenlijk wel een zinvolle toevoeging. Want het is precies het neoliberalisme dat ons geluk verkoopt. Eerst aan onszelf. En dan aan de hoogste bieder.