April
Vleesgeworden vervreemding
April
Met een ingenieus subjectieve cameravoering verbeeldt April de innerlijke vervreemding en onthechting van Nina, een arts die op het Georgische platteland illegale abortussen uitvoert.
Een van de eerste scènes in April toont een bevalling. De camera kijkt op het tafereel neer van bovenaf, het kader statisch als de vaste hand van een arts. In het volgende shot zien we een ziekenhuisgang, aan het einde ervan staat gynaecoloog Nina, voor een deur waarachter de ouders wachten van het kindje dat zij in de voorgaande scène ter wereld bracht. Dood ter wereld bracht. De camera wankelt lichtjes, alsof hij dobbert op onrustige wateren.
April is een film waarin camera en hoofdpersonage ingenieus met elkaar vervlochten zijn. Soms valt de camera van cinematograaf Arseni Khachaturan samen met Nina’s blik. Op andere momenten vat de camera niet haar letterlijke gezichtspunt, maar wel haar gemoedstoestand. Zoals tijdens die bevallingsscène, waarin de camera haar kalmte en overzicht verbeeldt. Het hielp haar niet het kind te redden. En dan zijn er nog de momenten, zoals in die ziekenhuisgang, waarop het is alsof de camera net buiten Nina’s realiteit staat en haar bespiedt als in een kijkdoos. Alsof ze zichzelf van buitenaf ziet.
De dood van het kind leidt tot een onderzoek. En door dat onderzoek dreigen de illegale praktijken van Nina aan het licht te komen. In dit rurale deel van Georgië voert ze in het geheim abortussen uit en verstrekt ze anticonceptie aan vrouwen die daar zonder haar niet aan kunnen komen. Soms om financiële redenen, vaker omdat een benauwend patriarchale samenleving hen dat niet toestaat. Hoewel April bovenal een karakterstudie is, is de film ook een stille schreeuw van onrecht.
In de symbiose tussen camera en hoofdpersoon ligt veel van de betekenis van April, waarmee Dea Kulumbegashvili haar indrukwekkende debuut Beginning (Dasatskisi, 2020) een al even indrukwekkend gevolg geeft. Zoals in de scène waarin Nina praat met David, die het onderzoek leidt en haar ex-geliefde is. In een opnieuw licht wankelend shot zit David op een bankje en kijkt recht in de camera, recht in de ogen van Nina. Maar dan staan ze allebei op, loopt zij het shot binnen en staan ze tegenover elkaar. Die splitsing van camera en Nina op het specifieke moment waarin het gesprek een persoonlijke wending neemt, zegt veel over haar. Er is een onthechting tussen haar en de wereld, de mensen rond zich, maar ook in haar.
Blauw
Die onthechting wordt misschien nog wel het meest direct verbeeld in de mysterieuze figuur waarmee de film opent. Een naakte mensfiguur, verschrompeld en verzakt, staand in het duister op een ondoordringbaar weerspiegelend oppervlak in een scène die Jonathan Glazers Under the Skin (2013) in herinnering roept. Er klinken kinderstemmen, geplons van water. Die geluiden, zo blijkt later, behoren aan een jeugdherinnering van Nina. Haar zus kwam bij het zwemmen in een meertje vast te zitten in de modder en dreigde te verdrinken. Nina stond erbij en deed niets. Verlamd tussen de angst te helpen en zelf ook in de modder weg te zakken, en de angst om haar zus alleen te laten en hulp te gaan halen.
Het is verleidelijk om in die jeugdherinnering de bron te zien voor Nina’s handelen. Haar passiviteit op dat cruciale moment die ze nu compenseert door juist wel iets te doen, daar waar de meesten niets doen en wegkijken. En die figuur als de herinnering daaraan, die haar in de nek blijft hijgen (op meerdere momenten in de film klinkt een piepende ademhaling). Maar die figuur is meer dan dat. Het is haar zelfbeeld, haar vervreemding, de vleesgeworden gedaante van wat een mens lelijk vindt aan zichzelf en wegstopt voor de ander. Daar, in het donker, waar het zweert en ettert en alleen maar verder vervormt tot iets on(her)kenbaars.
April is een film die diep doordringt in de binnenwereld van Nina en tegelijk afstandelijk blijft. Omdat we kijken naar een vrouw die niet met zichzelf samenvalt. Of het nu de klap is die ze krijgt van een lifter die ze oppikt voor seks, het onweer nadat ze een abortus uitvoert bij een dove vrouw, haar klinische naaktheid; de film plaatst ons in haar onthechting, in een weerbarstig niemandsland waar de kleur blauw dominant is. Van de avondluchten tot de operatiekleding in het ziekenhuis. De kleur blauw waarover filosoof en schrijver William H. Gass schreef dat hij behoort tot “de minuten na masturbatie, tot onthechting en verwijdering, vervaging, tot de binnenste binnenkant van seks”. En tot het zelf, dat ergens tussen de kieren is weggegleden.